donderdag 31 december 2015

Zichtbare wederkerigheid en zichtbare solidariteit

Solidariteit is “Het bewustzijn van saamhorigheid en bereidheid om de consequenties daarvan te dragen.” Denk aan de oprichting van de eerste brandverzekeringen, onderlinge waarborgmaatschappijen. 
In de onderlinge waarborgmaatschappijen was de verzekering eigenlijk een pot met geld, waar leden een beroep op konden doen in tijden van nood. Brand op de boerderij was iets dat elke boer kon overkomen. De boeren zijn solidair met boeren die door brand getroffen worden. Dit gebeurt uit welbegrepen eigenbelang: omdat men wil dat men ook geholpen wordt als de nood henzelf treft. De beheersing van het eigen gedrag hoort daar vanzelfsprekend bij: wie met vuur speelt weet dat hij daarop aangesproken zal worden. Je mag niet onvoorzichtig worden omdat die pot met geld er is. Dat is de wederkerigheid in het systeem van solidariteit: we betalen voor de mensen met pech, maar mensen met pech zorgen dat de pech zoveel mogelijk voorkomen wordt. Draagt elkanders lasten.

Want het geld is van ons allemaal. Solidariteit vraagt betrokkenheid met elkaar (inleving in de problemen) en wederkerigheid (de bereidheid van de ondersteunde om de kosten niet te laten oplopen)

In een geïndividualiseerde samenleving is solidariteit moeilijk te organiseren. Terwijl solidariteit een heel menselijke eigenschap is komt het organiseren van solidariteit meer onder druk te staan. En het is niet alleen individualisering. Dit zijn de 5 trends die solidariteit onder druk zetten:
  • Individualisering, wat inhoudt dat er meer behoefte is aan meer keuzevrijheid
  • Informalisering, wat betekent dat de verbanden tussen mensen losser worden
  • Informatisering, die zorgt voor veranderende interactie
  • Internationalisering, die zich uit in migratie, en een grotere invloed van Europa
  • Intensivering, wat betekent dat er een hogere waardering is voor beleving en gevoel
Solidair met hullie???
Probleem met “ons” is dat er ook een “hullie” is. We zijn solidair met anderen waar we een gevoel van saamhorigheid mee hebben. We zijn dus solidair met (afhankelijk van wat je zelf bent) socialisten, arbeiders aller landen, uit Frankrijk en Portugal voor katholieken gevluchte protestanten, met collega's, klasgenoten en andere mensen uit een groep waar we ons zelf toe voelen horen, die ellende ondervinden.

De solidariteit met Syriërs, Somaliërs of gewoon mensen die arm en hongerig zijn en hier een toekomst willen vinden is wat anders: we kennen die mensen niet, ze hebben niet ons geloof en onze waarden: er is geen saamhorigheid. We weten niet wat zij doen om de kosten te beperken en in de krant lezen we over een ontevreden Somaliër die klaagt over de opvang of een vluchteling die zijn hand niet thuis kan houden en er is dan weinig basis voor solidariteit, alleen een juridisch verhaal over asielrecht.

Kan de overheid solidariteit nog organiseren?
De solidariteit wordt inmiddels georganiseerd door de overheid. De mensen die geen werk hebben krijgen een uitkering, mensen die ziek zijn kunnen zorg vergoed krijgen en mensen die vervolgd worden krijgen hier asiel. Mijn stelling: die anonieme solidariteit is onhoudbaar. Door de 5 i's: individualisering, informalisering, informatisering, internationalisering en intensivering verdwijnt de steun voor anonieme en automatische solidariteit.  

De geindividualiseerde samenleving zal daarom streng worden. Mensen willen strenger checken of mensen wel echt vluchteling zijn, gaan mensen tegenhouden die niet bij 'ons' passen, gaan checken of mensen die een beroep doen op zorgvergoeding die ook echt nodig hebben. Want mensen houden wel van solidariteit en willen dat terugzien in de samenleving. De overheid die dat via een niet zichtbare manier checkt is niet genoeg. Tegenover de bureaucratische en juridische regels staat boosheid over dat ene individu die een verhaal in de krant bezorgt.

2016 wordt het jaar dat de solidariteit nog steviger onder druk staat. Tegelijk snakken mensen naar solidariteit. In de zorg, rond de opvang van armen en zelfs de zorg voor mensen die lijden onder oorlog. Dat lijkt mij de opgave voor de politiek van 2016: zichtbare wederkerigheid en zichtbare solidariteit. Solidariteit moet weer van ons worden!


Nog steeds leuk: mijn essay voor de NPCF uit 2007: hier

vrijdag 18 december 2015

Verschil maken tussen buurten bij participatie

De grootste opgave voor de overheid is nog altijd om te kunnen werken met verschillen. je hebt krachtige buurten en buurten waar de mensen nauwelijks in beweging komen. Maar dan heb je ook nog buurten die wel en geen vertrouwen hebben in het beleid van het college. Niet alleen de participatiekracht verschilt, er kan ook nog groot verschil zijn tussen wat de buurt wil en wat de gemeente wil. Dan kom je niet ver als je als gemeente niet de inhoud, maar het participeren voorop stelt en in het collegeakkoord uitspreekt dat je vooral in co-creatie wilt werken en ruimte wilt maken voor initiatieven. Je moet onderscheid maken!

Uitleggen van beleid of vertrouwen winnen
Hoe mooi samenwerken en co-creëren ook is: niet alles wat als initiatief omhoog komt is ook een passend initiatief. Een initiatief om een AZC eens stevig aan te pakken is bijvoorbeeld niet iets dat de gemeente verwelkomt. Dat kan ook gelden voor meer parkeerruimte, het in beheer nemen van groen, een hangplek voor jongeren inrichten of al dan niet bomen opofferen voor ruimte. Het kan goed samengaan met de gemeente, maar het kan ook regelrecht tegen beleid van de gemeente ingaan. Beleid uitleggen dan? Dat helpt alleen als de buurt vertrouwen heeft in de gemeente.

Om daar beter uit te komen moet je echt de buurten in beeld hebben. Ik heb het hier schematisch in beeld gebracht.
vertrouwen en participatiekracht

Tegenspel geven
In de ene buurt A is de participatie-kracht groot, maar is weinig vertrouwen in de gemeente en de politiek. Daar moet de gemeente zich ervan vergewissen dat het krachtige tegenspel ook echt de mening is van de hele buurt. De echte legitieme en representatieve vertegenwoordiger van de gemeente is immers de gemeenteraad. Eerste zet is dan ook een beeld krijgen van de werkelijke representatie. Het heeft weinig zin hier politieke hotshots in te zetten. Niet alleen is het afbreukrisico voor een wethouder of burgemeester groot, er is gewoon weinig vertrouwen dus weinig voortgang. Belangrijk is dat de mensen merken dat de gemeente echt goed luistert en dat duidelijk wordt hoe eensgezind de buurt is. Is er geen ruimte voor tornen aan het gemeentebeleid: wees dan daar vooraf duidelijk in en vraag ook geen representatieve meting daarover. Hier dreigt immers een echt representatie-conflict: de legitimiteit van de gemeenteraad staat ter discussie. Raadsleden moeten zich laten zien en uitleg geven.

Is er ruimte voor invloed op het beleid? Onderzoek naar de meningen kan de buurt misschien zelf organiseren en anders is het belangrijk dat hier onafhankelijke buitenstaanders komen helpen. De meting moet alleen gaan over de ruimte die de buurt wel heeft in het beleid. Beleid zelf ter discussie stellen is vooral frustrerend. Qua participatie past de wijk hier een adviesrol die aan kracht wint als iedereen weet hoe representatief de meningen zijn. De mensen moeten wel echte invloed krijgen om vertrouwen te kunnen winnen. Leg uit waarom en op welke punten de politiek anders dacht dan de buurt en daar aan vast houdt.

Vertrouwen winnen
In de andere buurt B is de participatiekracht klein en is weinig vertrouwen in de gemeente en de politiek. Meestal zal hier minder eensgezindheid zijn dan in buurt A. Hier is het van belang om gezag te winnen. Omdat er weinig vertrouwen is in de politiek is hier de a-politieke rol van de burgemeester belangrijk. De gemeente heeft hier een informerende rol en moet de buurt meenemen in een inspraakrol. De inspraak moet hier niet gebeuren in de bekende zaaltjes, maar eerder bij de mensen thuis of bij verenigingen die wel vertrouwen genieten. Laat verenigingen of scholen vragen om mensen die in een klankbord willen deelnemen. Gebruik de kanalen van partners en niet de gemeentelijke kanalen. Wees duidelijk waar wel en waar geen inspraak op mogelijk is. Vertrouwen moet langzaam gewonnen worden en het is van belang steeds weer te informeren wat je deed met de in de buurt opgehaalde meningen. De inspraakrol past wellicht beter dan de adviesrol.

Meenemen en meedenken
In de volgende buurt C is de participatiekracht gering, maar is wel vertrouwen in de gemeente en de legitimiteit van de politiek. Het probleem is hier minder de inhoud en meer de kracht om mee te denken bij de invulling. Hier past het om te laten zien dat je de mensen echt serieus neemt door de wethouder ook een rol te geven. Een aselecte werkgroep (met mensen die persoonlijk worden aangesproken) zou het best leuk vinden om naar het gemeentehuis te komen en daar met de wethouder in gesprek te gaan. Geef mensen de kans samen met de wethouder uitleg te geven over oplossingen.

Tegendenken organiseren
In de laatste buurt D is veel participatiekracht en er is vertrouwen in de gemeente en de legitimiteit van de politiek. Hier neem je de mensen serieus door hen samen met experts aan het werk te zetten om door te denken over de plannen van de gemeente. Omdat er wederzijds veel vertrouwen is, is het wel nodig om de andere kant te zien. Tegendenken is hier van belang. Omdat de politiek hier gezag heeft kunnen raadsleden en wethouder een rol hebben, maar ook is het belangrijk om buitenstaanders te betrekken die tegen kunnen denken. En is de buurt wel zo eensgezind als het lijkt? Nodig bijvoorbeeld een actiegroep uit om tegen te denken. Dat zal een verrijking in de samenwerking tussen bevolking en gemeente geven.


De belangrijkste boodschap blijft: mensen en buurten zijn te verschillend om uit te gaan van één strategie.     

dinsdag 15 december 2015

Meetbare doelen: verderfelijk of noodzakelijk?

Lange tijd gold “meten is weten” als een van de belangrijkste principes van management. Je moest je doelen SMART maken: Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch, Tijdgebonden. Met SMART-doelen kon je de mensen ruimte geven om te werken aan de organisatiedoelen, je kon als management zien of er voldoende voortgang was en ingrijpen als er te weinig voortgang was. Natuurlijk ging de organisatie zich hiernaar gedragen, met als gevolg dat wat geen doel heette, verwaarloosd werd en wat niet meetbaar was onbelangrijk. Nu slaan we door naar de andere kant: het niet-meetbare staat bovenaan, we moeten experimenteren, verhalen vertellen en pilots starten. Daardoor missen we aandacht voor feedback en verantwoording.

Neem het werken aan wijken en het vergroten van de eigen kracht van bewoners. De gemeente wil de bewoners niet werk uit handen nemen, maar wil bevorderen dat de bewoners aan de slag gaan om de eigen wijk op te knappen. Lastig om dat te meten. Er moeten dan pilots komen, er moet geëxperimenteerd worden, en liefst moet er ruimte komen voor de creatieve klasse die de wijk met de andere bewoners optrekt naar een nieuw niveau.

Plaatjes voor nerds
In die omslag om niet met SMART doelen te werken maar integraal en gezamenlijk een verhaal neer te zetten dat iedereen inspireert, werd alles wat meetbaar en SMART was verderfelijk. Het ging ineens om een cultuurverandering en kantelen of draaien van de organisatie. Om mensen te inspireren bleken verhalen veel succesvoller dan tabellen met cijfers.
Grafieken werden meer gezien als ingewikkelde plaatjes voor nerds.

Sturen en bijsturen blijft belangrijk
Prima, maar waar die meetbare doelen vandaan kwamen werd vergeten. Terwijl de essentie niet was om alles meetbaar te maken of wat niet meetbaar was als onbelangrijk weg te zetten, maar om te weten waar je heen wilt. Te weten of je moet bijsturen en waar er een tandje bij moet. Niet het meetbare belangrijk maken, maar het belangrijke meetbaar maken, of liever er greep op krijgen hoe de voortgang is en welke ingreep lijkt te werken!.

Als je niet weet waar je als organisatie (of als netwerk) heen wil, loopt iedereen een andere kant uit en mogelijk elkaar in de weg. En speciaal voor grotere organisaties: als je niet kunt volgen wat er gebeurt, zie je te laat wat er mis gaat of tot stilstand komt. Het commerciële bedrijfsleven werkt dus nog steeds met prestatie-indicatoren en metingen. Maar non-commerciële organisaties worstelen nog steeds.

Lukt de kanteling? 
En het is ook niet gek om op processen te sturen of op cultuur te sturen. Maar kijk wel hoe de voortgang is! Zet je in op kanteling van de organisatie, dan wil je weten of dat ook lukt. Feedback blijft onontbeerlijk. Het gaat dan om het volgen van de cultuurverandering, het structureren van kennis en het bijdragen aan de leereffecten. In onderstaand schema is dat cultuursturing. De output is nog moeilijk meetbaar en de kennis van het proces niet perfect. Je bent zaken aan het uitvinden. Bijvoorbeeld hoe je de kracht van de buitenwereld gebruikt om je eigen organisatie bij te sturen. Werken aan co-creatie (samen met bewoners de wijk veranderen en samen beslissen bijvoorbeeld)

Kennis over wat werkt als succesfactor
Maar je moet verder. In de volgende fasen zal het proces en het resultaat beter gevolgd moeten én kunnen worden. Je doet toch niet overal opnieuw pilots die weer stoppen? Dat betekent dat de kennis van het proces in de gemeenten groter moet worden: op welke manier kun je problemen aanpakken, welke keuzen hebben de ambtenaren? Kennis over wat niet werkte moet je vooral delen! Dat is nog onontwikkeld. Tot hele simpele instrumenten: Op welke manieren kun je een groep bewoners laten kiezen? Dat is voor een ambtenaar die moet werken met co-creatie volstrekt nieuw! De kennis daarover moet beschikbaar komen. Uiteindelijk heeft de gemeente wel de taak op zich genomen om maatschappelijke effecten te bereiken.

Dan wil je weten welke ingreep ook resultaat heeft / lijkt te hebben. Om een voorbeeld te noemen: buurtbemiddeling heeft een goede invloed op de wijk, vooral als het lukt om bewoners zelf bemiddelaar te maken. Het opleiden van bewoners heeft (wetenschappelijk aangetoond) effect op de leefbaarheid. Of bij het samen beslissen: sociocratisch beslissen heeft betere resultaten dan bij meerderheid besluiten als je de eigen kracht van mensen wil inzetten. Of pak een simpeler voorbeeld. Eerst deed een ambtenaar de planning van het vastgoed onderhoud, nu moeten bewoners dat doen. Nu moet de ambtenaar de bewoners hulpmiddelen bieden en trainen. Hoe draag je de kennis over onderhoudsplanning het beste over en waaruit kun je zien of de bewoners dat in de vingers hebben? Je wilt wel weten of je overdracht werkt, op welke manieren gaan bewoners checken of het goed gaat? Dan moet je samen met bewoners een conditiemeting doen.

Integraal werken vraagt veel kennis beschikbaar maken en ontwikkelen. Organiseren niet commerciële organisaties dat wel voldoende?.

Van cultuursturing naar processturing, naar resultaat en terug
Hoe moet je dat allemaal volgen? Wanneer stuur je op het soort proces? Wanneer op de (bedrijfs)cultuur, wanneer op de resultaten? Wanneer ga je resultaten meten? En wanneer is het voldoende om te kijken of de cultuur daadwerkelijk verandert? Daar is vast een mooi verhaal bij te maken, maar ik houd nu eenmaal van tabellen.



Kennis van het proces

Meetbaarheid van de output

Perfect
Imperfect
Hoog
Resultaatsturing en /of processturing
Resultaatsturing
laag
Processturing
Cultuursturing



Het idee is steeds te proberen te komen in de linkerbovenhoek van de tabel: sturen op resultaten met veel kennis van het proces. Dan te toetsen waar de meetbaarheid het resultaat in de weg zit en nieuwe cultuur of procesdoelen te stellen. Is de meetbaarheid slecht, dwing dan niet tot resultaatsturing, maar kijk of het mogelijk is op de cultuur te sturen, of als je al iets meer weet over welke processen welke resultaten hebben, op het proces te sturen,

Organiseren van kennis en feedback
Is de cultuur op; orde, kijk dan of je de resultaten beter kunt volgen en het proces kunt verbeteren. Dat vraagt nieuwe vormen van verantwoording die nuttig zijn voor de mensen die er zelf mee werken. Je kunt het misschien beter noemen: organiseren van kennis en feedback. Niet afzien van verantwoording, maar wel verantwoording die passend is en helpt om verder te komen en resultaten te behalen.

zaterdag 12 december 2015

De midterm review van colleges van B&W

Volgend jaar zijn de colleges van gemeenten halverwege hun periode van vier jaar. Hoe staat het er halverwege voor? Het is het juiste moment om bij te sturen als je je ambities niet lijkt te halen. Natuurlijk zijn er jaarlijkse voorjaarsnota's en meerdere gemeenten maken na twee jaar een interne balans op van de voortgang van de collegeprogramma's. Maar hoe staat het er voor tussen de vertegenwoordigende democratie en de vertegenwoordigden?

Midterm review ....
Na 4 jaar brengen sommige colleges een testament uit
Na vier jaar college zijn uiteraard de kiezers weer aan het woord in de gemeente. De prioriteiten die het college aanbracht in het begin kunnen wel of niet gehaald zijn, maar ook kunnen de prioriteiten die leven bij de kiezers veranderd zijn, de (politieke) werkelijkheid is immers ook veranderd! Op dit moment zal in gemeenten gesproken worden over de opzet van zo'n (interne) midterm review, meer geschikt voor de raad.

.... of burgervisitatie?
Waarom laten gemeenten niet door de eigen inwoners de balans op maken halverwege? Tal van collegeprogramma's stonden bomvol voornemens over samenwerken en co-creëren: hoe valt dat bij de bewoners? In de gemeente Oude IJsselstreek begeleidde ik een groep bewoners van de gemeente die keken naar de uitvoering van het programma rond de organisatieverandering binnen de gemeente. Omdat de gemeente niet meer beleid wilde starten vanuit de eigen organisatie, maar wilde aansluiten bij de kracht die er al in de samenleving is, was het uiterst handig om aan buitenstaanders te vragen wat zij ervan vonden.
rapportage burgervisitatie (pdf)

De gemeente vond een groep bewoners met bijzondere kennis om zich de maat te laten nemen. De zes leden van de Burgervisitatiecommissie werden geselecteerd na een open oproep. Het waren inwoners uit de eigen gemeente, die door hun achtergrond in staat zijn organisatie te beschouwen. De leden hebben een diverse achtergrond als hoogleraar, directeur, en HRM-adviseur en waren dus uitstekend in staat kritisch te kijken en echte meerwaarde te leveren. Het ging immers niet om een oppervlakkige peiling bij mensen van de straat (dat mag ook), maar mensen die verstand van zaken hadden en extern maar betrokken waren.

Leerzame spiegel
De visitatie was pittig maar zeer leerzaam voor de gemeente. De rapportage (pdf, 46mb incl plaatjes) stelde de gemeente in staat bij te sturen en witte vlekken in te vullen. En dat voor een koopje! De leden werden elke bijeenkomst getrakteerd op koffie met gebak, alleen de begeleider werd betaald. De kosten vielen in het niet bij het inschakelen van een adviesbureau die beter stuurbaar is (en dus toch een beetje de indruk kan geven naar de mond te praten). De raad benoemde de commissie op voordracht van het college na een open sollicitatie. Raad en college hadden zich dus gecommitteerd.


Een idee voor andere gemeenten? Een echte midterm review: Burgervisitatie van het collegebeleid op het gebied van inspraak, participatie en co-creatie! 


P.S. Meer over burgervisitatie hier en hier  

woensdag 9 december 2015

Groots en meeslepend wil ik twitteren


Twitter is een soort gezamenlijke goedkeuringsmachine. Een mening is snel gevormd en binnen de kortste keren worden zaken getweet en geretweet. Of het nu gaat om de jurk van Trijntje Oosterhuis, de kwaliteit van het Koningslied of een vluchteling in een AZC die iets heeft misdaan. Op Twitter is een mening te vinden. En leuk voor de pers: juist die uitbarstingen met retweets zijn eerder woedend dan inlevend of nuancerend. Zo kom je makkelijk aan een mooi verhaal met voor- en tegenstanders.

De grote afkeuringsmachine
We zien nogal wat woedeuitbarstingen op twitter. Daarmee kan je Twitter meer een gezamenlijke afkeuringsmachine noemen. Zijn we al gewend aan dat mechanisme en gaan we Twitter al voldoende relativeren?

meeslependheid van emoties
Het is inmiddels onderzocht: woede verspreidt zich gemakkelijker dan vreugde of verdriet. Bijgaand een plaatje van een netwerk op Weibo, het Chinese Twitter. Het grijs is de weergave van het netwerk, het plaatje met kleuren geeft de verspreiding van emoties weer. Vreugde (groen) is een beetje verspreid, afkeer (zwart) verspreidt al iets beter, verdriet gaat redelijk hard, maar rood (woede) gaat echt los. Het onderzoek geeft aan dat woede veel besmettelijker is dan vreugde, verdriet of afkeer. Een aanstekelijke lach heb je niet op twitter, aanstekelijke woede wel. Dat werkt overigens vooral sterk binnen "je eigen soort contact", precies waar Twitter toch al goed mee is: soort zoekt soort.
Hier een plaatje om de meeslependheid van de emotie te zien. Vreugde is nog redelijk meeslepend, maar woede slaat alle andere emoties. Vandaar dat boze decennium: de sociale media versterken de woede!


Geen relativerende omgeving, maar een boze wereld
In de werkelijke wereld wordt je rustig als je boos bent en er staan mensen om je heen die roepen “tut tut, niet zo heethoofdig, het valt wel mee. Heb je ook gedacht aan ...?”, of “Ik zie er ook een andere kant aan”. Op sociale media is dat niet het geval. Daar is het soort zoekt soort of emotie zoekt emotie. Weg met die domme relativerende omstanders: we zijn boos! Al snel heb je een virtuele lynchpartij. Dat maakt Twitter tegelijk gevoelig voor framing, misinformatie en andere manipulatie.

Laat oorlogszuchtige namen buiten in de regen staan
We reageren op Twitter en andere sociale media nog als kinderen. Met reclameuitingen weten we al lang om te gaan. We leggen  onze kinderen uit dat je die tellsell-reclames met een pond zout moet nemen. Toch laten mensen zich meeslepen in woede om verkeerd vallende grappen, om halve waarheden om georganiseerde framing op Twitter.

Hoe was het ook al weer? Groots en meeslepend wil ik leven? Het antwoord van de grijsaard aan de jongeling in het gedicht van Marsman is:
  • ‘ga dan niet ver van huis,
  • en weer vooral ook het gespuis van vrouwen
  • buiten uw hart, weer het al uit uw kamer;
  • laat alles wat tot u komt
  • onder grote en oorlogszuchtige namen
  • buiten uw raam in den regen staan:
  • het is slecht te vertrouwen en niets gedaan.
Over tien jaar hebben we er mee leren omgaan. Hoeveel leed is er dan veroorzaakt en kwaad bloed gezet dat niet meer is goed te maken?