woensdag 26 juni 2019

Wat gaat de Tweede Kamer aan zichzelf veranderen?


Het kabinet heeft een reactie gegeven op de staatscommissie Parlementair Stelsel. Centraal stelt het kabinet daarin: twee problemen in de op zich stevige parlementaire democratie. Dat zijn de tekortschietende inhoudelijke vertegenwoordiging van álle Nederlanders en de kwetsbaarheid van de democratische rechtsstaat. Maar hoe fundamenteel pakt het kabinet het aan? En wat gaat de Kamer doen? 

De staatscommissie concludeerde dat het parlementair stelsel vandaag de dag niet
langer in staat is om een aanzienlijke groep burgers inhoudelijk voldoende te
vertegenwoordigen. Dat is wat anders dan trambestuurders die de Kamer in moeten. Dat gaat over de vraag of de volksvertegenwoordigers de wereld kennen, de problemen kennen en zich kunnen inleven welke oplossingen werken en wat de consequenties van oplossingen zijn.

Vertegenwoordiging die je situatie kent en begrijpt
brief minister aan de Kamer
Het kabinet vertaalt dit met het “zich onvoldoende gehoord voelen”. Dat is jammer, want daarmee zit ze volgens mij net naast het gesignaleerde tekort. Toen ik in de Tweede Kamer werkte viel mij op dat enkele zaken direct tot ophef leidden. Dat waren altijd zaken waarbij de Kamerleden zich alles konden voorstellen. Voor alle helderheid: dat was wel de aftrekbaarheid van de hypotheekrente en niet vermindering van de huursubsidie of strengere bijstandscontroles. Het was wel: de oplevende economie, het was niet: de onzekerheid van de bezorger en de bouwvakker. De mensen die zich gehoord voelen, kunnen wel eens te laat merken dat ze niet echt gehoord en gekend zijn. Dat is voor mij het grote verschil tussen Pim Fortuyn (die mensen en hun situatie kende) en Thierry Baudet. 

Politieke partijen verliezen hun functie als agendasetters
Ik denk dat de doorgeschoten flexibilisering een voorbeeld is van een trend die mede ruimte kreeg door tekortschietende inhoudelijke vertegenwoordiging. Misschien is het interessant eens te kijken naar het waarom van de oprichting van politieke partijen. De eerste politieke partij was de ARP. De gereformeerde kleine “luyden” moesten vertegenwoordigd worden. Abraham Kuyper vond dat de liberalen zich teveel richtten op de individuele vrijheid en de gemeenschap kapot maakten. Het was de vertegenwoordiging van de gereformeerde zuil. Die zuil liep van theorie naar praktijk, van hoogopgeleid aan de VU tot niet opgeleid in de haven en op het akkerland. De vertegenwoordiger van de ARP kende de zuil, wist wat er speelde en leefde binnen de zuil. Hij kon zich uitstekend inleven in de wereld van de zuil, kende de problemen en wist hoe oplossingen vanuit het rijk in zouden werken op het leven van de mensen. Dat zorgde ervoor dat de ARP echt zaken kon agenderen die anders niet doordrongen bij de Tweede Kamer.

Die functie van politieke partijen is wezenlijk veranderd. De ene partij kent de ideeën van de werkvloer, de andere partij is beter thuis tussen afgestudeerden van de VU. Hoe dan de verbinding te leggen om te zorgen dat alle kiezers zich inhoudelijk voldoende vertegenwoordigd weten? En agendeert een politieke partij nog wel?

Binnen het parlementaire stelsel valt wel wat te winnen
Helpt de persoonlijke stem op een persoon op de lijst? Misschien, een beetje. Het kabinet zegt al voorzichtig “Van groot belang daarbij namelijk is ook of de politieke partijen daadwerkelijk met kandidaten komen, waarin kiezers zich beter kunnen herkennen”. Let op, het gaat hier weer over personen waarin de kiezers zich herkennen en niet andersom, personen die zich in de kiezers herkennen en hun situatie kennen. Daarnaast wil het kabinet de regionale component versterken door voor elke kieskring een andere lijst in te dienen. Ook dat kan helpen. Net als de verlaging van de stemgerechtigde leeftijd kan helpen. Een correctief referendum had ook een forse druk op het stelsel kunnen geven,  maar dat komt er niet. 

Aan de politieke partijen wordt eigenlijk niet veel veranderd. Toch is de ooit zo belangrijke agenderende functie van politieke partijen in de democratie niet meer wat die geweest is. De commissie Remkes zei: “Burgers zijn zich eerder tot de media dan tot politieke partijen gaan wenden met klachten en problemen”. Agendering komt van buiten de partijen en buiten de Kamer, hoe geef je dat een goede plek?

Wat doet de Tweede Kamer?
Misschien is daarom wel interessant te horen wat de Kamer gaat doen met de aanbevelingen die aan de Kamer waren gericht. Het terugzendrecht voor de Eerste Kamer valt in het oog, daar wordt verder op gestudeerd. Maar liever kijk ik naar de Kamers zelf: vooral de aanbeveling om meer kennis van buiten halen, betere inhoudelijke ondersteuning van de Kamercommissies, betere communicatie over de eigen werkzaamheden zouden niet veronachtzaamd moeten worden.

Ik heb nogal eens gemerkt dat juist het eigen functioneren wat wegvalt uit de aandacht en alle aandacht gaat naar de minister. Misschien een tweejaarlijkse zelfanalyse van de Tweede Kamer, zoals ik voor de gemeenteraden ook voorstelde? Of evalueert de Tweede Kamer alles behalve de eigen werkwijze? 

Politiek-democratisch cultuur
Ten slotte blijf ik me afvragen of het parlement en de minister de belangrijkste taak hebben. De commissie Remkes zei ”De legitimiteit van het stelsel zou hervonden moeten worden in een nieuwe politiekdemocratische cultuur, met een grotere nadruk op politieke nabijheid.

Die democratische cultuur wordt nog steeds niet aangepakt. Dat is lastig, want heeft te maken met democratie op je werk, in je school, in je buurt en in je vereniging. Daar ligt de echte uitdaging: in het werken aan de alledaagse democratie. Dat gaat over het eigen functioneren van ons als burgers.

Mijn blog over het advies van Remkes eindigde dan ook net als nu. Begin maar eens actief mee te denken in de VvE, in de buurt, op de school, op je werk, zonder in de klaagstand te komen en als een klant te reageren. Dat is nog een hele opgave.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten