Ooit werd onze buurt benaderd om te kijken of we het interessant vonden om een zorgcoöperatie op te richten. Als inwoners in een wijk regel je dan zelf hulp en zorg. Je wordt dan een vereniging met leden die samen een bedrijf runnen. We regelen al heel veel zelf en zorgen voor elkaar. Maar dat van die zorgcoöperatie sprak totaal niet aan. “We zijn toch geen bedrijf?” was de reactie toen ik informeerde of daar belangstelling voor was. Ik kom hierop door het uitstekende essay van Jos van der Lans over Sociale Basis.
Actieve buurt met mensen die zorgen voor elkaar
We
onderhouden het groen, hebben een projecthuis waar we kunnen
vergaderen en elkaar ontmoeten en “passieavonden” houden met
cultuur, er zijn spelletjesavonden en af en toe een
tafeltennistoernooi. Er zijn mensen die koken voor mensen die daar
door ziekte of grote drukte niet toe kunnen komen. Iemand die moeite
heeft met opvoeden krijgt naast professionele hulp ook steun van
buren. Er is een wandelclubje, er zijn eetclubjes, er was een
schrijfclubje. Af en toe komt er iets nieuws op en verdwijnt er iets.
Sociale basis
Dit zit altijd in mijn hoofd als ik
lees over de Sociale Basis. “De sociale basis bestaat uit wat
bewoners met en voor elkaar doen en de meer professionele,
georganiseerde sociale basisvoorzieningen. Sociale basisvoorzieningen
raken aan álle aspecten van het dagelijkse leven: ontmoeting,
onderwijs, opvoeding, werk, gezondheid, wonen, bewegen, cultuur en
veiligheid”. Het is een gemeentelijke concept. Het komt voor
uit de vraag welke professionele ondersteuning gemeenten individueel
en collectief beschikbaar moeten hebben. De gemeente vraagt zich dan
af welke “sociale infrastructuur” er moet zijn om te ontmoeten en
samen te leven, maar de term is erg gericht op de zorg, op
kwetsbaarheid, op hulp.
Goed bezig?
Vanuit de gemeente bezien zijn wij goed
bezig. Er is laagdrempelige ontmoeting, hulp en uitwisseling bij
opvoeding of gezondheid en als iemand iets wil organiseren is het
vrij makkelijk samen tot iets te komen. We participeren door het onderhouden van de groenvoorziening. Dat zou je overal wel willen!
Als een hulpverlener wil kijken wat mensen zelf kunnen en wat
aanvullend als hulp nodig is, zal die bij ons verrast zijn.
Dat geeft voor mij het lastige parket aan waar de gemeente zich in bevindt. Je zou overal wel actieve en elkaar ondersteunende bewoners willen hebben, maar als die er niet zijn kun je niet zeggen: organiseer jezelf, dat scheelt ons en de samenleving zorgkosten.
Ik denk ook dat iedereen vriendelijk zal bedanken.
Wat maakt die sterke basis?
Je zou wel kunnen kijken wat ervoor
zorgt dat wij zo'n stevige sociale basis hebben. Bestuurskundigen
zullen dan bijvoorbeeld zeggen dat wij “third spaces”, publieke ruimten (het projecthuis is overigens geen openbare voorziening) hebben. Dat
zijn ruimten die niet passen in de “first space”(je thuis) of
“second space” (je werk). Door die laagdrempelige manier om
elkaar tegen te komen spreek je elkaar makkelijker aan over een plan,
een idee, een probleem of juist een leuke kans. Het gaat om plezier met elkaar en prettig samenwonen, niet om zorg te realiseren.
Dat schetst meteen het lastige van het idee van de sociale basis. Wat moet de gemeente doen? Dat komt eigenlijk neer op wat lelijk “overheidsparticipatie” heet. Kijken naar de aanwezigheid van collectieve ontmoetingsplekken en gezamenlijke activiteiten. Wat is er al? Wat zou de gemeente kunnen doen om te helpen? Dan komt naast ons projecthuis het oude idee van een buurthuis of bibliotheek als ontmoetingsplek, of het schoolplein. Of een café, ware het niet dat de cafés steeds verder van huis liggen en een vergaderzaaltje achter het café zeldzaam is. Daarbovenop komen dan als aanvulling voor de zorg het sociaal team en de zorgprofessionals.
Gemeente die de sociale basis versterkt
Wat is er nodig als aanvulling of
stimulans? Dat past bij ons niet helemaal in het “sociaal domein”, want
bij ons is de groenvoorziening een dijk van een ontmoetingskans:
omdat we het onderhoud van het groen doen komen mensen elkaar
makkelijk tegen. Het wordt niet als zorg gezien, maar daar ontstaan
wel de gedachten en initiatieven om hulp te organiseren als dat nodig
is. Dat valt bij de gemeente niet onder sociaal domein, maar onder
groen en meestal doen de bewoners niet het onderhoud. En ons
projecthuis? Dat wordt betaald vanuit de bewonersvereniging en
bedacht al bij de bouw van ons woonproject. Twee dingen die heel
belangrijk zijn voor de onderlinge zorg die geleverd wordt, maar niet
bedacht vanuit zorg, maar vanuit de eigen behoeften van bewoners die
de omgeving ontwierpen.
Aanvullende zorg
En de zorg die de gemeente aanvullend
organiseert? Voor echte specialistische hulp is dat simpel: je hebt
een gespecialiseerde psycholoog, jeugdhulpverlener of
opvoedingsondersteuner die gericht mensen zorg biedt. Maar basale
hulp is al wat anders. Dan kijkt de gemeente wat de mensen met hun
netwerk zelf kunnen en wat nodig is om er uit te komen. Gewoon
aansluiten op wat er gebeurt. Dat kun je als gemeente niet sturen, je
kunt meebuigen met wat er is, overheidsparticipatie dus. Het is de
vraag of mensen uit het sociaal team daar goed op ingespeeld zijn.
Die hele sociale basis is lastig: qua fysieke plekken vanwaaruit mensen elkaar tegenkomen en afspraken maken, maar ook qua aanvulling van de zorg die al geleverd wordt.
Zo kom ik op het essay van Jos van der Lans, met de voor gewone mensen onbegrijpelijke titel "ontsnappen aan aanbesteden" (zorg wordt namelijk aanbesteed). Hij zegt “Dat vraagt op de beleidsburelen en in de bestuurskamers een heel andere manier van denken dan we gewend zijn. Want in het denken over de inzet van bijvoorbeeld welzijnswerkers of buurtprofessionals denken we vooralsnog niet of nauwelijks vanuit de materiële basis, vanuit publieke plekken, maar vanuit opgaven en problemen. We benoemen doelgroepen”.
Je start niet meer vanuit doelgroepen en problemen, maar vanuit de werkelijke wereld. Jos van der Lans zegt dan: “Het is in een paar jaar bon ton geworden om over de sociale basis te spreken als het gaat om de organisatie van het sociaal domein, maar de vormgeving daarvan hangt van toevalligheden aan elkaar”. En de aanvullende zorg? “Het probleem van dit model is dat we de ondersteuningsvraag van mensen hebben opgeknipt in deelproblemen en voor elk deel een gespecialiseerde professional hebben.”
Helpen in een Sociaal Ecosysteem
Zo komt Van der Lans tot zijn conclusie; Dat het erom gaat dat als we publieke plekken realiseren (third
spaces) en burgers verantwoordelijkheid toekennen, dat we dan ook een
professionele infrastructuur moeten ontwikkelen die dit niet
blokkeert maar juist faciliteert. Hij noemt dat een pleidooi voor
sociale ecologie. Hij constateert dat het in sommige buurtjes, zoals dat van
ons, mooi gaat. Maar er zijn ook buurten waar je juist wijkopbouwwerk
moet gaan doen. De gemeente moet dan opbouwwerkers vinden, wiens taak erop gericht is om de wijk als sociaal
ecosysteem te voeden, te stimuleren en gaat het slechter om
tegenkrachten te organiseren.
Zo krijgt zijn essay over sociale basis een inbreng die gaat over wonen, leven, zorgen, veel breder dan wat in gemeenten meestal bedacht wordt bij sociale basis. Daar past (bezien vanuit de overheid) ook in dat mensen bezig zijn om van het aardgas af te komen of gezamenlijk funderingsproblemen aan te pakken (zo’n 1 miljoen woningen heeft of krijgt problemen met de fundering door de perioden van droogte en lage waterstanden). De sociale basis is niet de onderzijde van een zorgpiramide, maar “een levendige en vitale sociale infrastructuur in buurten en wijken”. Tja, "sociale infrastructuur"? Of is het gewoon aansluiten bij het werkelijke leven en daar af en toe wat voeden, stimuleren, ondersteunen en ook laten gebeuren.
Daarom sloot dat hele idee van een zorgcoöperatie ook niet aan bij ons. En als ik zie wat andere zorgcooperaties doen is er toch een grote overlap, je moet het alleen niet in een bestuurskundig of gemeentelijk concept willen passen. Je moet je concepten aanpassen aan de werkelijkheid.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten