woensdag 22 januari 2020

Aandacht voor concentratieproblemen

In het buitenland zijn beleidsmakers jaloers op onze woningcorporaties. Hier hebben corporaties wat tegenwind van beleidsmakers. Denk aan de inperking van het werkgebied (niet meer voor middeninkomens), de verhuurdersheffing (de eerste paar maanden huur gaat naar de overheid) en de inperking van de mogelijkheden om geld te besteden aan de leefbaarheid. Het mag zo zijn dat voor de crisis de corporaties soms wat al te gemakkelijk investeerden, maar het sloeg door naar te streng beleid nu. Het gevolg van de inperking is zichtbaar in de armere wijken. De leefbaarheid van de buurten waar ministers, kamerleden en beleidsmakers zelf niet wonen gaat te hard achteruit. 

Eigen woningbezit is niet het beste middel tegen achteruitgang van buurten
Eigenlijk heeft het alles te maken met de gedachte dat het hebben van een eigen huis het beste werkt om mensen verantwoordelijkheid te laten nemen voor de eigen buurt. Dat deze gedachte niet juist is, is te zien in wijken waar woningcorporaties woningen hebben verkocht. Soms gaat dat prima en ik gun mensen graag hun eigen huis. Vaak lukt het mensen vervolgens niet om te sparen voor onderhoud. Juist in armere wijken staat het corporatiebezit er beter bij omdat het met een minimaal inkomen gewoon te lastig is om geld opzij te zetten voor je woning als je direct een nieuwe wasmachine nodig hebt.

Concentratie in de armste buurten
Door de nieuwe strengheid komen mensen met de laagste inkomens en de minste kansen bij elkaar te wonen. Er zijn immers ook goede initiatieven om mensen uit een instelling weer deel te laten nemen in de samenleving of om vluchtelingen die erkend zijn in staat te stellen een woning te vinden. Deze groepen kunnen nergens anders terecht dan bij de woningcorporaties. Het gevolg is dat buurten met veel corporatiebezit meer mensen kennen met een zwakkere gezondheid en minder zelfredzaamheid. Met de toename van kwetsbare groepen, neemt ook de overlast van buren (en buurtgenoten) toe in het corporatiebezit. Ook problemen met schulden, verslaving en agressief gedrag komen vaker voor. Heb je zelf meer kansen, dan zal je eerder de buurt willen ontvluchten. De “samenredzaamheid” van de buurt leidt er vanzelfsprekend onder.

Een rapport van RIGO gaat hier op in. “De leefbaarheid (op basis van de Leefbaarometer) heeft zich in de corporatiebuurten (buurten waar meer dan twee derde van de woningen in het bezit is van corporaties) lang gunstig ontwikkeld – zelfs gunstiger dan gemiddeld in Nederland. Sinds 2012 is hierin een kentering opgetreden en gaat de leefbaarheid er achteruit. De negatieve ontwikkelingen doen zich daarbij in sterkere mate voor in de buurten waar de leefbaarheid al minder goed is. In deze gebieden lijkt een negatieve spiraal te ontstaan en neemt de omvang en de complexiteit van de problemen verder toe”.

Dan maar koopwoningen in arme buurten?
Het idee om dit op te lossen door te verdunnen en in buurten met veel corporatiebezit te bouwen voor middeninkomens helpt niet veel. Ten eerste is er bij projectontwikkelaars meer animo te bouwen voor rijkeren in beter buurten, ten tweede duurt het dan erg lang voor verandering kan optreden, terwijl de leefbaarheid nu al achteruit gaat. Op tijd ingrijpen is geboden.

Samenwerken op lokaal niveau en ruimbaan van het rijk
Volgens het RIGO zijn in de eerste plaats gemeenten en zorgpartijen aan zet om te zorgen voor voldoende begeleiding en (bemoei)zorg.

Maar door bezuinigingen in het sociaal domein komen gemeenten er nu al niet goed uit. De woningcorporaties komen ook bij de mensen thuis en zien als er schulden zijn dat er soms meer aan de hand is dan wat laat betalen. Daarom kan alleen door een gezamenlijke inspanning van gemeenten, zorg- en welzijnsinstellingen en de corporaties. samenredzaamheid worden bevorderd en - laten we eerlijk zijn- gewoon ouderwets hulp georganiseerd worden. Het rijk woningcorporaties en ruimte te bieden voor lokale aanpak van de leefbaarheid. Wat mij betreft mag ook de verhuurdersheffing ter discussie gesteld worden.

- Rigo "Veerkracht in het corporatiebezit" hier te lezen.


vrijdag 17 januari 2020

Het gaat niet goed met de samenleving, aan wie ligt dat?


Samenleven is het grootste probleem in de Nederlandse samenleving. We zagen het onlangs weer in de kranten. De maatschappelijke veranderingen zijn te groot en te snel en tasten de sociale binding aan. Dat is toch wat! Maar gaat het samenleven echt minder goed? Of is er iets anders aan de hand?

Ik dook in de Burgerperspectieven 2019/4 en zag inderdaad dat het samenleven een probleem is dat mensen belangrijk vinden. Iedereen vindt het belangrijk dat nieuwkomers integreren en er zijn meer nieuwkomers die bovendien geconcentreerd zijn in bepaalde wijken. Vraag je mensen waarom het niet goed gaat met de samenleving, dan komt vaak het thema minderheden op. Het is een hoofdthema in de Burgerperspectieven. Zij integreren niet! Maar is het wel zo logisch dat dat gekoppeld is? En integreren minderheden echt zo slecht?

Mensen met een migratieachtergrond moeten zich aanpassen aan de Nederlandse cultuur
Want er is in deze discussie nog iets anders dat meespeelt. Zo zeggen veel mensen “Mensen met een migratieachtergrond moeten meedoen met de Nederlandse culturele tradities”. Maar kijk je wat dieper, dan zie je dat van de 18 tot 34 jarigen een minderheid (45%) dit vindt, terwijl boven de 55 een meerderheid (63%) dit vindt. Hadden we geen vergrijzing, dan stond het probleem van integratie voor wat betreft culturele tradities minder prominent op de agenda.

Waarin moeten zij zich aanpassen?
En waarin moeten die minderheden zich dan aanpassen? Wie in Nederland komt moet zich aanpassen aan de Nederlandse normen en waarden, hoor je vaak. Maar is men daar nu echt zo consequent in? Zo is in Nederland het gezag van ouderen minder. Toch wordt in de gesprekken niet benadrukt dat de streepjes-Nederlanders (Turks-nederlands, Marokkaans-Nederlands) dit over moeten nemen. Het komt eerder als klacht over Nederlandse jeugd naar boven. De individualisering dan misschien? Ook iets typisch Nederlands, waarvan men niet vindt dat de nieuwkomers dit moeten overnemen. Een Nederlander zal zich in de eerste plaats als een individu beschouwen. De groep waar hij deel van uitmaakt staat op de tweede plaats. Hij gaat meer van zichzelf uit dan van de groep: wat is zijn mening, wat wil hij zelf graag? Dat is in de Marokkaanse en Turkse cultuur anders. Toch wordt benadrukt dat Marokkanen meer rekening moeten houden met de Nederlandse cultuur en Nederlandse tradities.

Het lijkt er dan zelfs op dat minderheden zich moeten integreren tot Nederlanders die minder individualistisch zijn en meer hechten aan het collectief dan anderen. Want het gaat verder best goed met de integratie. Werk, school, criminaliteit: het gaat gewoon goed met de integratie. Tweede generatie Nederlanders zijn hoger opgeleid, hebben vaker werk, en genieten een hoger inkomen. Nog steeds is de criminaliteit hoger onder Marokkanen, Turken en Antillianen, maar wel is de criminaliteit gedaald. Overigens zijn Turken, Marokkanen en Antillianen ook vaker slachtoffer van criminaliteit. Dat probleem hoor je nu nooit.

Door de minder goede bomen zien we het bos niet meer
Ik zeg hiermee niet dat verschillende culturen in Nederland geen problemen met zich mee brengen, maar door die bomen waar het niet goed mee gaat zien we het bos niet meer. Het is te gemakkelijk om problemen met de samenleving te wijten aan nieuwkomers en andere culturen. De aandacht is ook verschoven door de vergrijzing, concentraties van groepen met problemen en de toenemende ongelijkheid.

Het zijn van een samenleving en rekening houden met elkaar zal altijd een thema zijn om in de gaten te houden. De individualisering is lastig: samen leven vraagt om interesse in en respect voor de ander in de tijd dat mensen geleerd hebben meer voor zichzelf op te komen. Dat kan goed samen gaan, maar het is wel wat meer werk naarmate mensen meer hun eigen weg gaan. Ik denk dat individualisering goede kansen heeft en mooie kanten, maar dat we de schaduwzijden ook moeten zien. Integratie, de taal spreken en aan het werk komen is zeker van belang. Daarmee heb ik eerder zorgen over onze Somaliërs dan over onze Turken of Marokkanen. 

Als we uit de cijfers één ding moeten bedenken, dan is het wel dat het zoeken naar een zondebok van alle tijden is en dat we daar op gespitst moeten blijven.