dinsdag 17 maart 2015

Het probleem van de lage opkomst (1)

De provinciale en de waterschapsverkiezingen zijn dit jaar samen georganiseerd. Dat is niet slecht omdat de opkomst bij de waterschapsverkiezingen er waarschijnlijk beter van wordt. Veel zal het overigens niet zijn, want de opkomst is laag bij de provinciale statenverkiezingen. Rare debatten tussen Wilders (kunnen we niet op stemmen) en Pechtold (kunnen we niet op stemmen) helpen niet veel. Weinig mensen maken er zich druk om, maar ondertussen worden besluiten genomen door een slecht gelegitimeerde groep. 


Tweede Kamer: grootste partij de niet-stemmers

Bij de Tweede Kamerverkiezingen van 2012 was de opkomst 74,57%. Dat betekent dat van de potentiële kiezers 25,43% niet stemde. Dat waren 3.227.587 mensen. Dat is daarmee de grootste partij, want beduidend meer dan de het aantal VVD stemmers (2.504.948). Je kunt zeggen dat de mensen die niet stemmen er niet om geven. Maar de vraag is of dat echt zo is. Het zal eerder een gemêleerde groep zijn. Zij zullen wel eerder dan wel-stemmers zeggen dat het niet uitmaakt of je door de hond of door de kat gebeten wordt. Daarmee wordt het wel voor de partijen in de vertegenwoordigende organen moeilijker om gelegitimeerde keuzen te maken. 

Tweede Kamer: VVD en PvdA samen 58 zetels

Neem het kabinet VVD – PvdA. Dat lijkt op een stevige meerderheid te bouwen. De VVD heeft in de Tweede Kamer 41 zetels, de PvdA heeft er 38 (alles na de verkiezingen, inmiddels zijn er twee PvdA-ers en een VVD-er weg om op eigen houtje verder te gaan). Met 79 zetels hebben zij de meerderheid van de zetels van de Tweede Kamer. Maar beschikt het kabinet over een meerderheid? Ik zou zeggen van niet. Dat is het echte legitimiteitsprobleem. 4.845.698 mensen stemden PvdA of VVD. Zouden alle kiezers tellen voor de zetels in de Tweede Kamer, dan zouden de niet-stemmers met 38 zetels de grootste partij vormen. Waarschijnlijk zouden ze er nog restzetels bij krijgen. 38 van de 150 zetels zouden leeg blijven! De niet-stemmers vormen ook een beduidend grotere partij dan de VVD, die in dat geval maar 30 zetels zou krijgen. De VVD en PvdA zouden samen beschikken in zo'n geval over 58 van de 150 zetels.



Zou je de zetels voor niet-stemmers leeg laten (en als tegenstem laten gelden), dan is het dus moeilijker een meerderheid te krijgen, Dat is voor de provincies en de waterschappen nog een groter probleem. Zo was de opkomst voor mijn waterschap de vorige keer 21,4% en bij de Provinciale Staten 61,7% (gemiddeld van alle provincies 55,9%). Je zou kunnen zeggen dat er bij de waterschappen geen goed gelegitimeerde besluiten zijn genomen en dat de besluiten bij de provincies alleen gelegitimeerd zijn als ze unaniem stemmen (en zo een meerderheid behalen van 55,9%).Zo overigens ook de verkiezingen voor de Eerste Kamer!


Eerste Kamer: 34 zetels leeg, Kabinet van 30 naar 17 zetels

Die lage opkomst voor de statenverkiezingen maakt de Eerste Kamer niet alleen vreemd, maar vooral niet gelegitimeerd. In de Eerste kamer zou bijna 45% van de zetels leeg moeten blijven! PvdA en VVD hebben er nu samen 30 zetels, zouden we de niet-stemmers een lege zetel geven dan zakken ze naar 17 zetels. Zelfs de meest constructieve oppositie brengt het kabinet van VVD en PvdA nog niet de meerderheid.



Er moet meer aandacht komen voor de niet-stemmers, want de legitimiteit van moeilijke keuzen is nu gering. 


Zie ook Het probleem van de lage opkomst (2) over niet stemmen en bij die keus blijven om niet te stemmen 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten