Op het moment dat iedereen ervan overtuigd begint te raken
dat partijen dinosauriers zijn en niet meer de rol vervullen die ze in de jaren
50 tot en met 70 hadden, is het tijd om partijen wat positieve aandacht te
geven. Ze leveren een goede manier om kandidaten te selecteren.
De eerste politieke partij
De grondwetsherziening van 1848 legde de basis voor het
huidige parlementaire stelsel waarin de koning niet de baas is, maar het
parlement. Toen waren er niet direct politieke partijen. De parlementsleden werkten
onafhankelijk en verenigden in informele samenwerkingsverbanden en
kiesverenigingen. Deze kiesverenigingen speelden eigenlijk alleen een rol bij
verkiezingen. Er was geen politiek (beginsel) programma en er was geen tussentijdse
verantwoording. Pas in 1879 werd de eerste politieke partij opgericht, de ARP.
Vanaf 1850 waren er in het hele land al kiesverenigingen
ontstaan, die zich inspanden om kandidaten van een bepaalde politieke kleur in
de Tweede Kamer te laten verkiezen. De kiesverenigingen waren zelfstandig en alleen
actief als er verkiezingen kwamen. Enkele weken voor de Tweede Kamerverkiezingen
kwamen zij bij elkaar een geschikte kandidaat te vinden en deze bij de kiezers
onder de aandacht te brengen. Meer een carnavalsverenging die uitsluitend de
voorbereidingen treft voor het carnaval, dan een vereniging die bijhoudt wat de
persoon die gekozen is precies uitvoert in de Tweede Kamer of in de
gemeenteraad. Heel anders dan een politieke partij die organiseert dat de
volksvertegenwoordigers zich verantwoorden aan de leden van de politieke
partij.
Hier lopen twee opvattingen van leden van een gemeenteraad
of de Tweede Kamer ook uit elkaar. Een politieke partij is heel wat anders dan
een kiesvereniging en dat blijkt uit de twee opvattingen die bij de ARP naar
boven kwamen.
Doen wat de partijleden willen of ruimte voor nadenken?
De ene mening (die van Abraham Kuyper) wil dat de
vertegenwoordigers doen wat de achterban wil. De andere mening, die binnen de
anti-revolutionaire kiesverenigingen opgang deed was dat een volksvertegenwoordiger
meer ruimte moest hebben om eigen afwegingen te maken.
De eerlijkheid gebiedt
hierbij te vermelden dat dat een groep was die niet veel moest hebben van de
achterban. De inventaris van het archief van kiesverenigingen zegt hierover: “Men vreesde een democratische denkrichting,
waardoor Kamerleden gebonden zouden zijn aan de uitspraken van het kiezersvolk.”
Nog altijd leunen politieke partijen op de eerste opvatting,
die van Abraham Kuyper. De opvatting maakte ruimte voor de compromissen die aan
de top van de zuilen gesloten werden tussen de voormannen van de politieke
partijen. En als de voormannen het eens waren geworden over een compromis, trok
de hele zuil één lijn. De voormannen wisten ook precies wat aan de basis van de
zuil gebeurde. De hele samenleving was ook veel hiërarchischer en de manier van
werken paste daar goed bij.
Doen wat de partijleden willen of wat je kiezers willen?
Nu gaat die vlieger echter niet meer op. De partijprogramma’s
zijn superdik en een product van de interne partijorganisatie waar een beperkt
aantal leden aan meeschrijft en over beslist. Na de verkiezingen stopt het
gesprek met de kiezers al lang niet meer. Wie in zijn belang geschaad wordt komt op voor zijn eigen
rechten. Ondertussen moet de partijdiscipline de invloed van de partij redden
ten koste van de ruimte om op basis van de feiten anders te besluiten dan letterlijk
in het programma staat.
De vraag is dus: leveren de politieke partijen nog goede
kandidaten en is er nog steeds reden om de strakke partijorganisatie te
behouden?
Ik heb de indruk dat de traditionele partijen nog steeds goede kandidaten kunnen leveren, maar dat de verbinding met de kiezers een illusie is geworden. De strakke partijorganisatie staat haaks op de invloed van stemmers die geen lid zijn van een politieke partij. De meeste stemmers kennen het programma helemaal niet en kiezen meer voor een bepaalde richting. Ze hopen vervolgens dat hun vertegenwoordiger blijft nadenken en verstandig opereert. Partijen gruwelen hiervan: het programma is de basis waarop je de vertegenwoordigers beoordeelt! Maar wat gebeurt er met partijprominenten die de fout in gaan? Die worden veel te lang beschermd! Het is immers hun kandidaat en afscheid nemen is toegeven dat zij als partij fouten maakten. De gebondenheid aan de partij zou ik liever veranderen in een band met de kiezers.
Ik heb de indruk dat de traditionele partijen nog steeds goede kandidaten kunnen leveren, maar dat de verbinding met de kiezers een illusie is geworden. De strakke partijorganisatie staat haaks op de invloed van stemmers die geen lid zijn van een politieke partij. De meeste stemmers kennen het programma helemaal niet en kiezen meer voor een bepaalde richting. Ze hopen vervolgens dat hun vertegenwoordiger blijft nadenken en verstandig opereert.
De kiesvereniging is nog levend. Misschien moeten de
politieke partijen dat in de huidige campagne voor de gemeenteraad meer
benadrukken.
Het zou mooi zijn als die functie van goede kandidaten
vinden sterker gemaakt wordt.
Nu al blijken bij politieke partijen steeds minder mensen
bereid om in de gemeenteraad te gaan. En goede kandidaten met een uitgesproken
mening zouden wel eens moeite kunnen hebben met bepaalde onderdelen van het uitgebreide partijprogramma. Geef die mensen ruimte en regel betere gesprekken met je kiezers in plaats van met je leden. De mogelijkheden voor communicatie met stemmers zijn veel beter en uitgebreider dan in de tijd van het ontstaan van politieke partijen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten