Het kabinet heeft een reactie
gegeven op de staatscommissie Parlementair Stelsel. Centraal stelt
het kabinet daarin: twee problemen in de op zich stevige
parlementaire democratie. Dat zijn de tekortschietende inhoudelijke
vertegenwoordiging van álle Nederlanders en de kwetsbaarheid van de
democratische rechtsstaat. Maar hoe fundamenteel pakt het kabinet het
aan? En wat gaat de Kamer doen?
De staatscommissie concludeerde dat het
parlementair stelsel vandaag de dag niet
langer in staat is om een aanzienlijke
groep burgers inhoudelijk voldoende te
vertegenwoordigen. Dat is wat
anders dan trambestuurders die de Kamer in moeten. Dat gaat over de
vraag of de volksvertegenwoordigers de wereld kennen, de problemen
kennen en zich kunnen inleven welke oplossingen werken en wat de
consequenties van oplossingen zijn.
Vertegenwoordiging die je situatie
kent en begrijpt
brief minister aan de Kamer |
Het kabinet vertaalt dit met het “zich
onvoldoende gehoord voelen”. Dat is jammer, want daarmee zit ze
volgens mij net naast het gesignaleerde tekort. Toen ik in de Tweede
Kamer werkte viel mij op dat enkele zaken direct tot ophef leidden.
Dat waren altijd zaken waarbij de Kamerleden zich alles konden
voorstellen. Voor alle helderheid: dat was wel de aftrekbaarheid van
de hypotheekrente en niet vermindering van de huursubsidie of
strengere bijstandscontroles. Het was wel: de oplevende economie, het
was niet: de onzekerheid van de bezorger en de bouwvakker. De mensen
die zich gehoord voelen, kunnen wel eens te laat merken dat ze
niet echt gehoord en gekend zijn. Dat is voor mij het grote verschil tussen Pim Fortuyn (die mensen en hun situatie kende) en Thierry Baudet.
Politieke partijen verliezen hun
functie als agendasetters
Ik denk dat de doorgeschoten
flexibilisering een voorbeeld is van een trend die mede ruimte kreeg
door tekortschietende inhoudelijke vertegenwoordiging. Misschien is
het interessant eens te kijken naar het waarom van de oprichting van
politieke partijen. De eerste politieke partij was de ARP. De
gereformeerde kleine “luyden” moesten vertegenwoordigd worden.
Abraham Kuyper vond dat de liberalen zich teveel richtten op de
individuele vrijheid en de gemeenschap kapot maakten. Het was de
vertegenwoordiging van de gereformeerde zuil. Die zuil liep van theorie naar praktijk, van hoogopgeleid aan de VU tot niet opgeleid in de haven en op het akkerland. De
vertegenwoordiger van de ARP kende de zuil, wist wat er speelde en
leefde binnen de zuil. Hij kon zich uitstekend inleven in de wereld
van de zuil, kende de problemen en wist hoe oplossingen vanuit het
rijk in zouden werken op het leven van de mensen. Dat zorgde ervoor
dat de ARP echt zaken kon agenderen die anders niet doordrongen bij
de Tweede Kamer.
Die functie van politieke partijen is
wezenlijk veranderd. De ene partij kent de ideeën van de werkvloer,
de andere partij is beter thuis tussen afgestudeerden van de VU. Hoe
dan de verbinding te leggen om te zorgen dat alle kiezers zich
inhoudelijk voldoende vertegenwoordigd weten? En agendeert een
politieke partij nog wel?
Binnen het parlementaire stelsel
valt wel wat te winnen
Helpt de persoonlijke stem op een
persoon op de lijst? Misschien, een beetje. Het kabinet zegt al
voorzichtig “Van groot belang daarbij namelijk is ook of de
politieke partijen daadwerkelijk met kandidaten komen, waarin kiezers
zich beter kunnen herkennen”. Let op, het gaat hier weer over
personen waarin de kiezers zich herkennen en niet andersom, personen
die zich in de kiezers herkennen en hun situatie kennen. Daarnaast
wil het kabinet de regionale component versterken door voor elke
kieskring een andere lijst in te dienen. Ook dat kan helpen. Net als
de verlaging van de stemgerechtigde leeftijd kan helpen. Een correctief referendum had ook een forse druk op het stelsel kunnen geven, maar dat komt er niet.
Aan de politieke partijen wordt
eigenlijk niet veel veranderd. Toch is de ooit zo belangrijke
agenderende functie van politieke partijen in de democratie niet meer
wat die geweest is. De commissie Remkes zei: “Burgers zijn zich
eerder tot de media dan tot politieke partijen gaan wenden met
klachten en problemen”. Agendering komt van buiten de partijen
en buiten de Kamer, hoe geef je dat een goede plek?
Wat doet de Tweede Kamer?
Misschien is daarom wel interessant te
horen wat de Kamer gaat doen met de aanbevelingen die aan de Kamer
waren gericht. Het terugzendrecht voor de Eerste Kamer valt in het
oog, daar wordt verder op gestudeerd. Maar liever kijk ik naar de
Kamers zelf: vooral de aanbeveling om meer kennis van buiten halen,
betere inhoudelijke ondersteuning van de Kamercommissies, betere
communicatie over de eigen werkzaamheden zouden niet veronachtzaamd
moeten worden.
Ik heb nogal eens gemerkt dat juist het
eigen functioneren wat wegvalt uit de aandacht en alle aandacht gaat
naar de minister. Misschien een tweejaarlijkse zelfanalyse van de Tweede Kamer, zoals ik voor de gemeenteraden ook voorstelde? Of evalueert de Tweede Kamer alles behalve de eigen werkwijze?
Politiek-democratisch cultuur
Ten slotte blijf ik me afvragen of het
parlement en de minister de belangrijkste taak hebben. De commissie
Remkes zei ”De legitimiteit van het stelsel zou hervonden moeten
worden in een nieuwe politiekdemocratische cultuur, met een grotere
nadruk op politieke nabijheid.”
Die democratische cultuur wordt nog
steeds niet aangepakt. Dat is lastig, want heeft te maken met
democratie op je werk, in je school, in je buurt en in je vereniging.
Daar ligt de echte uitdaging: in het werken aan de alledaagse
democratie. Dat gaat over het eigen functioneren van ons als burgers.
Mijn blog over het advies van Remkes
eindigde dan ook net als nu. Begin maar eens actief mee te denken in
de VvE, in de buurt, op de school, op je werk, zonder in de
klaagstand te komen en als een klant te reageren. Dat is nog een hele
opgave.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten