zaterdag 23 december 2017

Politieke overstretch

De gemeenteraad heeft in de loop der tijd een steeds groter gebied gekregen waar hij over gaat. De gemeente van nu heeft meer inwoners, meer budget en meer taakgebieden dan 50 jaar geleden. De inwoners hebben hogere verwachtingen, willen meer op maat bediend worden en leggen zich minder snel neer bij beslissingen. Dat kan niet meer lang zo doorgaan.

Het doet mij denken aan een term die ze bedachten voor het Britse rijk: imperial overstretch. Met imperial overstretch wordt bedoeld dat een wereldrijk groter wordt dan het aan kan, waardoor het niet langer in staat is om de militaire en economische verplichtingen die daarbij horen na te komen, laat staan om verder te groeien. Doordat op te veel plaatsen moet worden opgetreden, kan dat niet meer overal voldoende effectief gebeuren.

Politieke overstretch
Die omschrijving past bij gemeenten: politieke overstretch. De taak is groter dan de gemeenteraad aankan. Met divers knip- en plakwerk wordt gepoogd dit op te lossen. In bovengemeentelijke samenwerkingsverbanden worden taken opgepakt, maar de gemeenteraden houden er de formele verantwoordelijkheid voor. Gemeenteraadsleden klagen er over dat ze wel verantwoordelijk zijn, maar het niet effectief kunnen regelen en dat de politieke verantwoording onder de maat is. Maatwerk rond het sociale domein moet geleverd worden door ambtenaren die kijken wat mensen zelf kunnen en wat de gemeente erbij moet doen. Over die maatwerkbeslissingen kan de gemeenteraad geen verantwoording afleggen. In Alphen aan den Rijn was het belegd bij een uitvoeringsinstantie, Participe. Maar toen een traplift geweigerd werd aan een 80 jarige, werd de gemeenteraad uiteraard stevig aangepakt. Terecht. De gemeenteraad heeft de verantwoordelijkheid, ook al heeft hij niet de macht (want is afhankelijk van diverse andere partijen en organisaties).

Gebrek aan gemeenteraadsleden
Deze politieke overstretch leidt er ook toe dat mensen niet graag meer lid worden van de gemeenteraad. Vroeger was het een taak die mensen met veel ervaring in de samenleving op zich namen als een “Noblesse oblige”, vanuit een verantwoordelijkheidsgevoel nam de elite het op zich (konden ze het tevens beter regelen voor zichzelf dan voor anderen). Nu is het steeds moeilijker mensen te vinden. Door die politieke overstretch is het afbreukrisico groot terwijl de inspanning hoog is (en omdat het lekenbestuur is en moet zijn tegen een marginale vergoeding).

Politieke burn out 
Voor de gemeenteraadsleden dreigt zo burn out. Burn out heeft als oorzaken: 1) moeite om nee te zeggen. 2) moeite om te delegeren, 3) gedrevenheid, 4) geen fouten willen maken, 5) groot verantwoordelijkheidsgevoel, 6) organisatorische onduidelijkheid, 7) veel verantwoordelijkheid en weinig werkelijke macht. 
Herkenbaar? Het zijn namelijk eigenschappen die van toepassing zijn op de omgeving waarin gemeenteraadsleden moeten opereren.

Vermarkting of vermaatschappelijking
Op momenten van politieke overstretch is de neiging groot om taken over te hevelen naar de markt. Denk bijvoorbeeld aan maatschappelijk werk, sociaal cultureel werk, gemeentelijke energiebedrijven en de gemeentelijke woningbedrijven. Geen gek idee en in de meeste gevallen gaat het ook goed. De markt heeft correctiemechanismen als aanbieders geen goede dienstverlening bieden of een te hoge prijs vragen.

Maar als er geen concurrentie is, ontbreekt op de markt tegenmacht. Dan moet de overheid toch weer sterk reguleren, zoals je ziet bij de woningcorporaties. Als er een incident is maken we de regels ingewikkelder en groter, komt er een nieuw protocol en worden de kosten hoger.

Een andere weg zou kunnen zijn om niet over te hevelen naar de markt, maar naar de gemeenschap. En het gekke is: daar werden die taken vroeger ook opgepakt. De woningcorporaties waren bij de start zelforganisaties, van mensen die niet (financieel) sterk genoeg waren om hun huis te bouwen, maar samen sterk genoeg waren. Twee trambestuurders richten bijvoorbeeld Rochdale op. De woningcorporaties moesten vervolgens marktpartij worden en concurreren. 100 jaar na de oprichting zat er een bestuurder die weinig op had met de tram en liefst in een Maserati reed. Ook verzekeraars hebben zo'n maatschappelijke achtergrond. Het waren vrijwel allemaal onderlinge waarborgmaatschappijen van mensen die met elkaar een pot geld vulden om bij brand de pechvogel te kunnen bijstaan.

De overheid kan niet alles
Er zijn mensen met grote bezwaren tegen die vermaatschappelijking. De overheid is immers goed geregeld, er zijn gelijke rechten vastgelegd en vertegenwoordigers worden gekozen. Maar de wal keert het schip.

En er zijn al tekenen dat de samenleving de vermaatschappelijking oppakt. De cooperatie is een snel groeiende organisatievorm. Er zijn broodfondsen, die lijken op de oude onderlinge waarborgmaatschappijen. Er zijn energiecooperaties opgericht door mensen die samen energie willen opwekken en het niet willen overlaten aan op winst gerichte energiebedrijven. Woningcorporaties herontdekken hun maatschappelijke wortels en zoeken naar methoden om huurders zich weer mede-eigenaar te laten voelen.

Taak voor de nieuwe gemeenteraad
Het zou mooi zijn als de nieuwe gemeenteraden wegen zoeken om die vermaatschappelijking verder in te vullen. Zo kun je inwoners inschakelen bij de controle, je kunt in plaats van commerciele aanbesteding kiezen voor maatschappelijke aanbesteding. Je kunt wijken en dorpen eigen budgetten geven op voorwaarde dat ze democratisch besluiten en iedereen betrekken en via burgervisitatie de dorpen en wijken bij elkaar laten kijken wat er goed gaat en wat er beter kan. De gemeenteraad kan dan meer aandacht geven aan belangentegenstellingen en die terreinen oppakken waar de maatschappij niet zelf uit kan komen.

Het mooie van de vermaatschappelijking is vervolgens dat mensen een eigen verantwoordelijkheid krijgen. Ze moeten met de buren in gesprek om te kijken welke waarden ze delen en hoe ze het eens kunnen worden. Wij worden dan weer gezamenlijk de baas in plaats van klant van de politiek. Klanten kunnen klagen, maar als je zelf als samenleving verantwoordelijkheid neemt moet je aangeven wat je wel wilt.


Zo kan politieke overstretch misschien leiden tot vermaatschappelijking en een samenleving die weer verantwoordelijkheid neemt.  

woensdag 20 december 2017

Empathie en de samenleving

Ongetwijfeld is empathie een bindende factor in de samenleving. Iemand die valt wordt overeind geholpen, iemand die bang is wordt gerustgesteld: samen, elkaar helpend komen we verder. We hebben empathie nodig om onszelf te verbinden met anderen. Het januari-nummer van Psychologie Magazine zette me echter even op een ander been. Kan het ook met minder empathie? 

Empathie versluiert systemen
Empathie kan ons ook in een wij-zij-denken duwen. Sterke empathie kan ons harder maken tegen anderen. Ons inlevend in een slachtoffer kunnen we bijvoorbeeld vergeten te kijken of een aangewezen dader wel echt de dader is. We vergeten te kijken welk systeem onze empathie in werking zet. Neem het bedelend kind op vakantie die we maar al te gemakkelijk geld toeschuiven. We willen dan niet kijken of een andere manier van hulp (een donatie aan een hulporganisatie) meer effect zou hebben, laat staan dat we onderzoeken of we belonen dat dat kind extra zielig op straat gestuurd is door haar ouders om geld te verdienen. Wie vooral empathie heeft, geeft een hongerend iemand geen hengel, maar steeds eten.

We zien empathie ook terugkomen in de discussies over zeldzame ziekten.  Medicijnen voor zeldzame ziekten zijn vaak peperduur, de effectiviteit onduidelijk. Het beoordelen van de werkzaamheid van weesgeneesmiddelen is lastig, omdat de onderzochte patiënten per definitie maar met tientallen zijn. Maar de patiënten zijn wanhopig op zoek. De producenten van geneesmiddelen rekenen vervolgens uit welke prijs ze mogen vragen, voor een medicijn waarvan niet zeker is of het werkt. Daar is weinig empathie bij. Hoe meer empathie mensen voelen en hoe mediagenieker de slachtoffers, des te hoger de prijs. Daarna komt de vraag op hoeveel je bereid bent uit te geven. Het geneesmiddel voor de spierziekte van Pompe kost per persoon jaarlijks 400.000 tot 700.000 euro. Dat kunnen we met zijn allen best betalen –er 120 patiënten in Nederland. Niemand wil zeggen dat een bepaald middel niet vergoed mag worden, maar sluipenderwijs zal de solidariteit met anonieme patiënten afnemen. Ooit moeten we over de grens praten en eigenlijk nu al.

Iedereen weet dat je niet alle armen van Afrika hierheen moet halen en dezelfde rechten kan geven als de Nederlanders in hun verzorgingsstaat. Maar elk aangrijpend verhaal kan reden zijn om mensen niet terug te sturen en voor hen een plek vrij te maken. Dat zal nooit in een villawijk zijn, maar altijd rond sociale woningbouw. Het betekent dat nu al dat 10 tot 14% van de sociale woningen van woningcorporaties toegewezen wordt aan statushouders. Tegelijk roepen verhalen van mensen die hun buren niet meer kunnen verstaan en hun buurt zien veranderen boosheid op van andere kant.

Vervolgens staan mensen tegenover elkaar afhankelijk van de vraag met wie ze meeleven.

Rationele afweging met compassie
Bij ziekten moet je afwegen hoe ver je wilt gaan in je hulp en of jouw hulp wel helpt. Bij woede vanwege een slechtoffer moet je verder denken dan je boosheid. Bij opvang van vluchtelingen moet je kijken hoe je vluchten voorkòmt. De in Psychologie aangehaalde psycholoog Bloom pleit voor minder empathie en meer compassie. Bij empathie leef je je in en neem je de zorgen, pijn en verdriet van anderen over. Bij compassie neem je negatieve emoties van de slachtoffers niet over, maar blijf je liefdevol, zorgzaam en begripvol.

We zijn niet alleen niet in staat om met iedereen mee te leven, we hebben als samenleving ook behoefte aan rationele afwegingen tussen kwaden en het overzien van de lange termijn gevolgen van een besluit. Dat geeft aan dat we ook moeten kijken naar betere opvang buiten Europa. En extra aandacht voor integratie en de draagkracht van buurten om bij te dragen aan de integratie.

Het zou mooi zijn als rond bijvoorbeeld de vluchtelingen wat minder empathie en wat meer compassie een rol speelt.

vrijdag 8 december 2017

Interessant alternatief voor het referendum

Je kunt het referendum zien op verschillende manieren. Een referendum geeft bewoners een mooi instrument om zich uit te spreken over een lokale kwestie. Iedereen kan zijn stem uitbrengen. De stemming geeft aan hoe mensen over het onderwerp denken. Een stemming is echter ook een bepaalde gemoedsgesteldheid. Mensen zijn in een opperbeste stemming, of zijn juist boos, ontstemd.

stemming zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [ˈstɛmɪŋ] Verbuigingen: stemming. en (meerv.) 1) toestand, gesteldheid waarin het gemoed of de geest verkeerd, m.n. op een bepaald tijdstip: in een vrolijke stemming zijn; voor iets niet in de stemming zijn. Voorbeeld: `Ik ben in een uitstekende stemming, want ik heb een vrije dag vandaag

Helaas zijn er ook slechte voorbeelden van referenda, waarbij het meer gaat om een collectieve gemoedstoestand. Het referendum over Oekraine was zo'n voorbeeld. Vrijwel niemand kende het verdrag waarover gestemd werd, op de posters van Geen Peil kwam het woord Oekraine niet voor. Het werd een stemming waarvan je niet zeker was of het een stemming was in de zin van gemoedsmoedstoestand tegen de elite die beloften had gedaan en deze niet nakwam of een weloverwogen stemming tegen de inhoud het verdrag.


Alternatief
Het is daarom goed om te weten dat er een alternatief is voor het referendum: de burgerjury. In Oude IJsselstreek is al eens geëxperimenteerd met de burgerjury. De burgerjury heeft interessante voordelen.
  1. De samenstelling is representatief. Bij een burgerjury worden mensen op basis van loting geselecteerd om deel te nemen. Het is dus niet zo dat de meest uitgesproken mensen of de meest vaardige mensen in de jury zitting nemen.
  2. De burgerjury gaat uit van argumentatie en deliberatie. De jury kan zich laten informeren door experts en moet op basis van argumentatie tot een oordeel komen.
  3. De begeleiding van de jury is ingericht om de juryleden op gelijke basis te laten participeren in het deliberatieve debat, zo wordt de mening van alle leden gelijk verwoord en kunnen leden inzicht krijgen in de verschillende standpunten In zo'n jury.
Bij de burgerjury gaat het dus niet om de stemming, de gemoedstoestand, maar om de uitwisseling van argumenten en het iedereen tot zijn recht laten komen.

De toenmalig burgemeester van Oude IJsselstreek geeft ook aan dat zo'n burgerjury representatief is en rekening houdt met mensen die er niet bij zijn:

Er zijn verschillende vormen. Van grote groepen (100 burgers) tot een groep van 25 bewoners die beraadslaagt en een uitspraak doet. Van een proces dat een jaar op onregelmatige momenten tijd vraagt tot een paar dagen achter elkaar. Het interessante aan het alternatief is dat het middel dwingt om naar elkaar te luisteren en op elkaar te reageren. Stemt de burgerjury aan het eind van de rit, dan gaat het dus om geïnformeerde burgers die zich echt in de materie hebben verdiept. De representativiteit wordt gewaarborgd door na de loting een aanpassing te doen om het representatief te laten zijn. Je kunt bijvoorbeeld na de loting 500 mensen hebben die bereid zijn deel te nemen aan de jury. Als je ziet dat in die loting bepaalde groepen zijn oververtegenwoordigd, kun je uit deze groep opnieuw een steekproef te nemen. Als pakweg 100 blanke mannen van 50 reageren en 2 jongere allochtoon, dan neem je uit die 50 een steekproef van 2 die naar de jury en kunnen de 2 jongeren direct door naar de jury. 

Niet een gemoedstoestand, maar een geinformeerde stemming
Zo levert de burgerjury een uitspraak die rekening houdt met de verschillende mensen uit de samenleving. Zij hebben geen partijpolitiek belang om een bepaalde kant te kiezen om op een ander terrein hun zin te krijgen, wat in de representatieve democratie natuurlijk wel gebeurt. De uitspraak van de jury is gebaseerd op informatie, overleg, elkaar horen, elkaar begrijpen en elkaar trachten te overtuigen.
Het instrument zou bij elke gemeente goed passen, zeker als met de democratie wil opfrissen en burgers meer betrekken bij het bestuur van de gemeente.

Ik heb gemerkt bij het initiatief van verfris de democratie dat veel mensen schrikken van belofte 6: Ik stel burgers in staat over belangrijke besluiten te stemmen. Misschien is voor de mensen die hiermee zitten de burgerjury een aardig initiatief. Geen uitroepen van een gemoedstoestand, maar een geinformeerde stemming van een representatieve groep.

Meer weten over vernieuwing in de lokale democratie? Klik hier!

maandag 4 december 2017

Zwarte Piet: Het palingoproer als inspiratie voor de Dokkumer blokkade

Hoe moeten we ooit af van Zwarte Piet? Er zijn mensen die het pijnlijk vinden dat de aankleding en het totaal zwarte gezicht van Zwarte Piet terug slaat op de tijd dat witte mensen een “negerpage” hadden die als knecht (of slaaf) de goedheiligman helpt. Veel mensen vinden dat ze daar dan wat aan moeten veranderen. Ze kijken naar de burgemeesters en de regering, maar die zijn niet alleen vrij verdeeld, maar ook worden ze te schande gezet zodra ze zich uitspreken. Stel je dat zwarte piet geheel zwart moet blijven, dan komen er felle protesten en stel je dat zwarte piet niet zwart kan blijven dan is het protest misschien wel feller.

Ondertussen kunnen er mega-bezuinigingen doorgevoerd worden, kan het jeugdbeleid en maatschappelijke ondersteuning in een enorme operatie overgeheveld worden naar gemeenten en wordt daarbij het recht op hulp vervangen door ondersteuning op maat. Banken kunnen met miljarden overeind gehouden worden (soms zelfs in een rendabele operatie zoals bij ING, soms niet zoals bij de ABNAMRO).

Maar ons gedrag beïnvloeden is veel pijnlijker. Er is geen collectief meer, dus er kan ook geen collectief besluit genomen worden over wat we netjes vinden. En eigenlijk ging er altijd tijd overheen voor iets geaccepteerd werd. Het is altijd lastig geweest gedrag te veranderen.

Palingoproer: het recht om dieren te mishandelen
Het palingtrekken is ooit verboden, net als veel andere dierenmishandeling die in een "leuk", "traditioneel" spel veel enthousiaste aanhangers hadden. Over een gracht werd een touw gespannen waaraan een levende paling hing. De spelers moesten daar in bootjes onderdoor varen en de glibberige paling proberen te pakken, met het risico in het water te belanden. In de 19e eeuw verbood de overheid dit, maar in 1886 was het door de politie beletten van een wedstrijd palingtrekken aanleiding tot een oproer: het Palingoproer. Mensen worden boos als ze het gevoel hebben dat anderen hen hun pleziertjes misgunnen en zien geen kwaad in hun spel. De blokkade-actie van de Dokkumers past dus in dezelfde traditie als het Palingoproer. 

Ooit is ook de hondenkar verboden. Tot 1963 was het niet verboden om honden als lastdier in te zetten. Voor de tweede wereldoorlig was het heel normaal. Ooit is geaccepteerd geraakt dat meisjes ook een broek mogen dragen, ondanks de oer-traditie dat meisjes dat niet mogen.

Roken in het bijzijn van babies en kinderen was vroeger heel normaal. Langzaam drong het besef door dat je dat niet hoort te doen, maar ik herinner me dat bij onweer mijn moeder wel eens op mijn slaapkamer kwam om me gerust te stellen en dan een sigaretje rookte. Dat lichtje aan haar sigaret was rustgevend.

Elite dwingt het niet meer af
Wat vroeger wel hielp was dat de elite het voorbeeld gaf en zich uitsprak. Daarna kon iets verboden worden (paling trekken, kat knuppelen, spuwen in het openbaar vervoer, carbid schieten) of toegestaan (homosexualiteit, meisjes die een broek dragen, na je huwelijk gewoon blijven werken). Nu beslist iedereen zelf, want de elite heeft het verpest. De kerk had een enorme invloed maar bleek sexueel misbruik in de doofpot te stoppen. Ach, eigenlijk wist men dat vroeger al, maar toen dacht men dat dat niet te veranderen was.

Nu moet je iedereen overtuigen. Dat is een stuk lastiger. Dan moet je met elkaar in gesprek. Je moet de ander leren kennen en er achter komen waarom de ander zo geraakt wordt. En dat moet dan gebeuren in een tijd dat je op facebook en andere sociale media vooral in contact komt met mensen die er net zo over denken als jij. De felheid van de discussie wordt bovendien gevoed door het gevoel dat je je altijd maar moet aanpassen: aan de wereldeconomie, de flexibilisering, mensen die de taal niet spreken die bij jou in de buurt worden gehuisvest en niet bij de elite en de hogere inkomens van bankdirecteuren. Het gesprek is allang gestopt, want het is gemakkelijker je medestanders via internet, televisie en kranten te benaderen dan met die andersdenkenden in contact te komen.

Toch gaat het gebeuren. Zeker het zwarte piet, want die was in de jaren 50 al niet meer zwart. 
29 november 1950. Fotograaf: Joop van Bilsen ©