dinsdag 23 januari 2018

Leve de kiesverenigingen


Op het moment dat iedereen ervan overtuigd begint te raken dat partijen dinosauriers zijn en niet meer de rol vervullen die ze in de jaren 50 tot en met 70 hadden, is het tijd om partijen wat positieve aandacht te geven. Ze leveren een goede manier om kandidaten te selecteren.

De eerste politieke partij
De grondwetsherziening van 1848 legde de basis voor het huidige parlementaire stelsel waarin de koning niet de baas is, maar het parlement. Toen waren er niet direct politieke partijen. De parlementsleden werkten onafhankelijk en verenigden in informele samenwerkingsverbanden en kiesverenigingen. Deze kiesverenigingen speelden eigenlijk alleen een rol bij verkiezingen. Er was geen politiek (beginsel) programma en er was geen tussentijdse verantwoording. Pas in 1879 werd de eerste politieke partij opgericht, de ARP.

Vanaf 1850 waren er in het hele land al kiesverenigingen ontstaan, die zich inspanden om kandidaten van een bepaalde politieke kleur in de Tweede Kamer te laten verkiezen. De kiesverenigingen waren zelfstandig en alleen actief als er verkiezingen kwamen. Enkele weken voor de Tweede Kamerverkiezingen kwamen zij bij elkaar een geschikte kandidaat te vinden en deze bij de kiezers onder de aandacht te brengen. Meer een carnavalsverenging die uitsluitend de voorbereidingen treft voor het carnaval, dan een vereniging die bijhoudt wat de persoon die gekozen is precies uitvoert in de Tweede Kamer of in de gemeenteraad. Heel anders dan een politieke partij die organiseert dat de volksvertegenwoordigers zich verantwoorden aan de leden van de politieke partij.

Hier lopen twee opvattingen van leden van een gemeenteraad of de Tweede Kamer ook uit elkaar. Een politieke partij is heel wat anders dan een kiesvereniging en dat blijkt uit de twee opvattingen die bij de ARP naar boven kwamen.

Doen wat de partijleden willen of ruimte voor nadenken?
De ene mening (die van Abraham Kuyper) wil dat de vertegenwoordigers doen wat de achterban wil. De andere mening, die binnen de anti-revolutionaire kiesverenigingen opgang deed was dat een volksvertegenwoordiger meer ruimte moest hebben om eigen afwegingen te maken. 

De eerlijkheid gebiedt hierbij te vermelden dat dat een groep was die niet veel moest hebben van de achterban. De inventaris van het archief van kiesverenigingen zegt hierover: “Men vreesde een democratische denkrichting, waardoor Kamerleden gebonden zouden zijn aan de uitspraken van het kiezersvolk.

Nog altijd leunen politieke partijen op de eerste opvatting, die van Abraham Kuyper. De opvatting maakte ruimte voor de compromissen die aan de top van de zuilen gesloten werden tussen de voormannen van de politieke partijen. En als de voormannen het eens waren geworden over een compromis, trok de hele zuil één lijn. De voormannen wisten ook precies wat aan de basis van de zuil gebeurde. De hele samenleving was ook veel hiërarchischer en de manier van werken paste daar goed bij.

Doen wat de partijleden willen of wat je kiezers willen?
Nu gaat die vlieger echter niet meer op. De partijprogramma’s zijn superdik en een product van de interne partijorganisatie waar een beperkt aantal leden aan meeschrijft en over beslist. Na de verkiezingen stopt het gesprek met de kiezers al lang niet meer. Wie in zijn belang  geschaad wordt komt op voor zijn eigen rechten. Ondertussen moet de partijdiscipline de invloed van de partij redden ten koste van de ruimte om op basis van de feiten anders te besluiten dan letterlijk in het programma staat.

De vraag is dus: leveren de politieke partijen nog goede kandidaten en is er nog steeds reden om de strakke partijorganisatie te behouden?

Ik heb de indruk dat de traditionele partijen nog steeds goede kandidaten kunnen leveren, maar dat de verbinding met de kiezers een illusie is geworden. De strakke partijorganisatie staat haaks op de invloed van stemmers die geen lid zijn van een politieke partij. De meeste stemmers kennen het programma helemaal niet en kiezen meer voor een bepaalde richting. Ze hopen vervolgens dat hun vertegenwoordiger blijft nadenken en verstandig opereert. Partijen gruwelen hiervan: het programma is de basis waarop je de vertegenwoordigers beoordeelt! Maar wat gebeurt er met partijprominenten die de fout in gaan? Die worden veel te lang beschermd! Het is immers hun kandidaat en afscheid nemen is toegeven dat zij als partij fouten maakten. De gebondenheid aan de partij zou ik liever veranderen in een band met de kiezers. 

De kiesvereniging is nog levend. Misschien moeten de politieke partijen dat in de huidige campagne voor de gemeenteraad meer benadrukken. 

Het zou mooi zijn als die functie van goede kandidaten vinden sterker gemaakt wordt.

Nu al blijken bij politieke partijen steeds minder mensen bereid om in de gemeenteraad te gaan. En goede kandidaten met een uitgesproken mening zouden wel eens moeite kunnen hebben met bepaalde onderdelen  van het uitgebreide partijprogramma. Geef die mensen ruimte en regel betere gesprekken met je kiezers in plaats van met je leden. De mogelijkheden voor communicatie met stemmers zijn veel beter en uitgebreider dan in de tijd van het ontstaan van politieke partijen. 

zondag 14 januari 2018

Zelf regeren is zelf vooruitzien

Besluiten hoe we Nederland droog houden doen we al eeuwen. Nederland is immers veroverd op het water. Mensen die in een polder wonen moeten gezamenlijk beslissen over het drooghouden van de polder. Boeren, edelen, burgers besloten samen over de noodzakelijke bouwwerken en onderhoud. De term “polderen” komt er vandaan.

Toch kwamen gewone mensen daar nauwelijks aan te pas. Sinds 1848 leerden vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld met elkaar samen te werken. Er ontstonden partijen die opkwamen voor de mensen die geen stem hadden en namens hun spraken. In de twintigste eeuw kregen we kiesrecht.

Maar nog steeds spraken vertegenwoordigers voor ons. Het akkoord van Wassenaar is het mooiste voorbeeld van het samen eens worden over zaken die op de langere termijn spelen en waarbij diverse groepen niet helemaal hun gelijk krijgen. En kijk wat er allemaal in de SER is geregeld. Maar de organisatiegraad is steeds lager. We gaan er steeds meer naar toe om  zelf zaken te regelen en niet een vaste vertegenwoordiger te vertrouwen.

We gaan er steeds meer vanuit dat we er allemaal zelf iets over te zeggen hebben. Dat is erg lastig bij veel zaken, maar bijna onmogelijk voor de langere termijn.

Besluiten over de verre toekomst
De vraag komt terug. Hoe gaan we om met het water? Het is algemeen bekend dat veel mensen de beslissingen over het pensioen al niet aankunnen. Je moet sparen voor 50 jaar later terwijl je nu geld nodig hebt. Of neem verzekeringen rond arbeidsongeschiktheid: je neemt vrij gemakkelijk aan dat iets jouzelf niet overkomt. Dat is rond het water nog veel moeilijker.

De zeespiegel kan in Nederland maximaal 50 centimeter stijgen zonder dat we natte voeten krijgen. Dan moeten we wel de dijken verder goed onderhouden en zo. Maar hoeveel gaat de zeespiegel stijgen? Daarvoor zijn scenario’s waarbij er een kans van 2,5% is dat dat 1,5 meter wordt in 2100! In elk geval blijkt op de lange termijn die 50 centimeter niet genoeg te zijn. 

Kunnen we allemaal omgaan met scenario’s? Nee. Heel veel mensen zullen zeggen dat zo’n scenario onwaarschijnlijk is en dat je je daar niet op hoeft voor te bereiden. Terwijl scenario’s er niet zijn om te kiezen wat het meest waarschijnlijke scenario is, maar om voorbereid te zijn. Het is net zo als die ongevallenverzekering: je denkt mij overkomt het niet, maar de kans dat je een auto-ongeluk krijgt is wel degelijk aanwezig. Op het moment dat je toch dat ongeval krijgt ben je te laat. We moeten dus leren om vooruit te kijken. Dat kunnen wij, gewone mensen, nu al veel beter dan in 1848 toen de Koning de macht afstond aan de volksvertegenwoordiging. 

Over het gas uit Groningen konden we niet goed besluiten
Over het gas in Groningen konden onze vertegenwoordigers al geen goed besluit nemen. Dat was ook omdat wij gewone burgers wel graag dat geld van die aardgasbaten aan leuke dingen zouden besteden. (Ook de Groningers stemden in met het verjubelen van de aardgasbaten.) De Noren deden dat met hun baten veel beter. Het was financieel op korte termijn erg aantrekkelijk om gewoon door te gaan en gas te onttrekken. Op het moment dat het te laat is en de bewoners in Groningen geconfronteerd worden met de gevolgen moet volkswoede de regering overtuigen.

Regeren is vooruitzien

Dat laten we met het water toch niet gebeuren? Als we allemaal beseffen dat we verantwoordelijk zijn voor onze toekomst en luisteren naar experts, moet het mogelijk zijn om vooruit te zien. Dan moeten we niet vallen voor klimaatontkenners, of anderen die gemakkelijk geld uitgeven omdat de toekomst nog ver weg is. Mijn voorspelling is namelijk dat een besluit als de Deltawerken in deze tijd van wantrouwen in vertegenwoordigers veel lastiger is dan in de jaren 50. En toen moest ook een ramp de zaak in beweging zetten. We moeten zelf vooruit zien en zelf nu verantwoordelijkheid nemen. 

En de vroegere leiders? Die zullen eerder agenderen dan besluiten. Maar als je niet agendeert krijg je geen kans om vooruit te zien. Dan moet je wachten op een ramp. 

woensdag 3 januari 2018

Wat vinden we van William Moorlag?

Vroeger had je als wetenschapper sneller de aandacht. De media keken maar naar een beperkt aantal mensen voor commentaar, er was maar een televisienet en het was vrij normaal dat een grote meerderheid van de Nederlanders niet interessant genoeg was en dat vonden die Nederlanders zelf ook. En niet alleen wetenschappers moeten de aandacht verdelen, ook politici, vloggers, soapies merken dat ze niet snel de aandacht hebben.

Inmiddels is aandacht een schaars product geworden, want iedereen heeft recht op aandacht. Dat dringt ook door tot de wetenschap. Je kunt nog zo’n mooi onderzoek hebben gedaan, als het te genuanceerd is valt de aandacht voor jouw onderzoek weg tegen dat voor andere onderzoeken. Journalisten moeten een keuze maken en dan valt het onderzoek dat te genuanceerd is weg tegen het onderzoek dat onomwonden stelt dat TV kijken leidt tot overgewicht. Of neem de vleeseters. Deze mensen zouden hufteriger zijn dan vegetariërs. Dat is zo’n mooi nieuwtje, dat deel je direct.

Niet alleen bij de wetenschap, ook in de politiek is aandacht schaars. Er zijn veel meer partijen en elke partij wil nieuws naar zich toe trekken. Dat lukt je niet met een genuanceerde boodschap. Net als bij de wetenschap komen de extremere zaken beter naar boven drijven. “Meneer Albeda ziet het net iets anders”, is totaal oninteressant. “Meneer Albeda is woedend en beschuldigt X van uitbuiting van de kwetsbaarsten”, haalt uiteraard wel de pers. Op die manier valt de nuance rond Moorlag bijvoorbeeld weg. Met een mits en maar kom je er niet. Bovendien is Moorlag door de rechter veroordeeld en dan stopt het in Nederland. Toch heeft Moorlag heeft vuile handen gemaakt door mensen werk te bieden en is hij er zelf niet rijker door geworden. Hij heeft daarmee een naar nu blijkt fout beleid verdedigd. 


Het leidt tot wat ik eerder noemde de kameel van meningen. De uitgesproken “ja” en uitgesproken “nee” krijgen alle aandacht. Wat ertussen ligt valt weg. En laten nu net in de wetenschap en in de politiek daar de meest interessante denkers zitten…. Wat vinden deze interessante denkers van Moorlag? Is het mogelijk dat een eenduidig goed of fout er niet inzit????

maandag 1 januari 2018

Ontbrekend gezond verstand en tegenmacht

Ik gun iedereen een mooi inkomen. En tegenover hard werken mag best een beloning staan. Toch is er iets vreemds. Kunnen we nog begrijpen waarom de verschillen zo groot zijn? Zo verdient Virgil van Dijk ruim twee ton per week bij Liverpool. Hij is de duurste voetballer van Nederland ooit, sinds Liverpool hem “kocht” voor 84,4 miljoen van Southampton. En je vraagt je af waarom hij meer waard is dan Dirk Kuijt (die misschien niet de beste voetballer is, maar wel altijd een heel team optilt naar de beste prestaties). Overigens mag Dirk Kuijt ook niet klagen, hij komt financieel beter weg dan Abe Lenstra, alom gezien als naast Cruijff de beste voetballer van Nederland.

171 keer de modale werknemer
Dan zijn er de Nederlandse bazen van een beursgenoteerde onderneming. Die verdienen 171 keer het salaris van een modale werknemer. Dat is een normale vergelijking zou iedereen denken, maar niet in die kringen. Waar geld geen rol speelt, is de benchmark alles bepalend. Je kijkt wat de anderen in die positie verdienen.

Meer aandacht voor het team en het bedrijf
Als toezichthouder zou je je af kunnen vragen of de intrinsieke uitdaging, de locatie van het bedrijf, secundaire arbeidsvoorwaarden en de werksfeer er ook toe doen om iemand goed te laten presteren. En inderdaad blijkt uit onderzoek dat de best presterende bedrijven minder salaris betalen, minder met bonussen werken en is de afstand tussen de topinkomens en het gemiddelde werknemerssalaris naar verhouding kleiner.

Ik heb het vermoeden dat bij aankopen van voetballers ook niet gekeken wordt naar het hele team, maar teveel naar het individu. Er is geen goede maat voor de bijdrage aan het hele team en wie kijkt naar het hele team zou zelf wel eens wat minder gericht zijn op het onderste uit de financiële kan.

Hier ontbreek duidelijk een tegenmacht en gezond verstand.

Ik gun 2018 veel gezond verstand en meer tegenmacht