woensdag 28 maart 2012

Kies egoistisch in debat over ontwikkelingssamenwerking


Het is maar goed dat alles ter discussie staat in de onderhandelingen over de begroting van 2013. Ik heb namelijk een heel goed idee om Nederland gelukkiger te maken. Het gaat over ontwikkelingssamenwerking waar Nederland veel geld aan uitgeeft, terwijl de resultaten moeilijk bewijsbaar zijn en in het verleden zelfs wel eens negatief uitvielen. Reden om over ontwikkelingssamenwerking te schrijven.

Nederland geeft veel uit aan ontwikkelingshulp. Bijgaand plaatje is niet helemaal recent, het gaat om 2009 en inmiddels is de bijdrage van Nederland gezakt naar 0,7% van het BNP. De echte gulle gevers zijn de Zweden, Noren, Luxemburgers, Denen, Nederlanders en Finnen. Mogen we de kritikasters van het budget voor ontwikkelingssamenwerking geloven, dan moeten we snel onze bijdrage reduceren, het liefst tot nul.


Natuurlijk kunnen we ons afvragen of de arme landen daar veel mee opschieten. Bill Gates heeft onlangs nog een klemmend beroep gedaan op Nederland om niet te bezuinigen. Hoe blij ik ook ben met zijn bijdrage, laten we ons eens wat egoïstischer opstellen. Laten we eens kijken wat het onszelf brengt.

Nee, ik heb het niet over contracten voor het uitbaggeren van havens of andere projecten die Nederlandse bedrijven in ontwikkelingslanden mogen uitvoeren. Laten we gewoon eens lekker naar onszelf kijken. Worden we er gelukkig van?

Daarvoor moeten we bij de geluksprofessor Ruut Veenhoven zijn. Hij brengt mij al een eerste tegenvaller: “er is een geringe correlatie tussen inkomen en geluk”. Ja, wel als je arm bent. Maar: "Naarmate we rijker worden neemt het marginaal geluksrendement van verdere welvaartsgroei af.” 

Daarom heb ik Veenhoven even terzijde geschoven en ben ik te rade gegaan bij Elisabeth Dunn. Zij schreef “If money doesn't make you happy then you are'nt probably spending it right” en “Spending money on others leads to higher happiness than spending on yourself”. De beste correlatie tussen geld uitgeven en gelukkig worden ligt bij mensen die geld uitgeven aan cadeautjes voor anderen en aan goede doelen.

Dat heb ik even gecheckt en inderdaad. De landen die het meeste aan ontwikkelingshulp besteden zijn tevens de gelukkigste landen. Je zou misschien zeggen dat het de rijkste landen zijn (zoals de VS), dat is echter niet het geval. Er zijn landen die ook gelukkig zijn en minder geven. Maar de correlatie is er en zeer sterk zelfs.

Mijn advies: kies niet voor geld, zet je niet vast op stokpaardjes, maar egoistisch voor geluk en handhaaf de bijdrage aan ontwikkelingssamenwerking op minimaal 0,7%

Pleidooi voor saaie nuance, pleidooi voor volwassenheid


Toen de wereld vijf eeuwen jonger was, hadden alle levensgevallen veel scherper uiterlijke vormen dan nu. Tussen leed en vreugde, tussen rampen en geluk scheen de afstand groter dan voor ons; al wat men beleefde had nog die graad van onmiddellijkheid en absoluutheid, die de vreugde en het leed nu nog hebben in de kindergeest.“ Zo opende Huizinga het 'Herfsttij der Middeleeuwen'. Hij beschrijft ook ergens hoe mensen intens verdriet konden hebben als een koning overleed die ze nog nooit hadden gezien.

Af en toe is die geest weer helemaal terug. Het viel mij het eerst op bij de dood van Lady Diana, maar ook bij André Hazes. Tegenover die grote verslagenheid staat dan de intense blijheid van een wereldkampioenschap. Het lijkt wel of mensen diep in hun hart behoefte hebben aan deze grote uitersten. Ik zie het (zoals Huizinga ook schrijft) bij mijn kinderen: de enorme blijdschap en het uitzinnige verdriet. En het is niet zo dat volwassenen door ervaring die uitersten kwijtraken, we leren ons beheersen en de ratio zwakt de emotie af. Het is zo ook gemakkelijker samenleven met 17 miljoen mensen. Bij de uitzinnige vreugde van voetbal knelt het in elk geval.

De grote tegenstelling maakten het leven wel kleurrijker. Want het gewone leven is nu veel meer in grijstinten geschilderd dan in de Middeleeuwen. Felwit en inktzwart bestaan niet meer. Huizinga schrijft “Het inzicht in halve toerekenbaarheid, het besef van 's rechters feilbaarheid, het besef dat de maatschappij mee schuld heeft aan misdrijf van de enkele (heeft ons weifelend gemaakt)”. Hij laat zien dat de middeleeuwse justitie slechts twee maten kent: “de volle maat van wrede straf en en genade”. Je herkent het in de woede als iemand een te lage straf krijgt, maar ook in de vrijspraak voor Wilders vond je het terug.

Je vraagt je af waarom de populistische partijen altijd verweten wordt fascistisch te zijn. Het populisme speelt gewoon in op de middeleeuwse gevoelens! Want diep onder die nette, beheerste volwassenen is er nog altijd een behoefte aan de absoluutheid van de Middeleeuwen.

Het absolute trekt meer aandacht dan de werkelijkheid die altijd grijzer is. Maar het uitvergroten in de media mag dan populair zijn, zwart-wit mag dan leuker, opvallender zijn, wanneer nemen de grijze muizen eindelijk de macht weer in handen? In de tijd dat ik bij de Consumentenbond werkte gebeurde het wel eens dat de journalist brutaal vroeg wie er dan wel forse kritiek had op een besluit. Niet altijd was de Consumentenbond immers woedend, furieus of geschoffeerd.

Houd de mensen een spiegel voor, schrijf maar eens gewoon. Het gewone is al gek genoeg.Het is een pleidooi voor volwassenheid en een weg uit de kinderlijke felheid. 

Groots en meeslepend wil ik leven! Dat is steeds vaker het beeld dat opstijgt uit de media. Journalisten lopen over van de stress en willen scoren. Life live to the max voegen reclames er aan toe. Maar hoe ging het gedicht van Marsman ook alweer verder? Iedereen kent de woorden “Groots en meeslepend wil ik leven”. Het vervolg is heel wat braver:
ga dan niet ver van huis,
en weer vooral ook het gespuis van vrouwen
buiten uw hart, weer het al uit uw kamer;
laat alles wat tot u komt
onder grote en oorlogszuchtige namen
buiten uw raam in den regen staan'

donderdag 22 maart 2012

Inkomensongelijkheid: een bron van problemen


Er zijn nog steeds mensen die denken dat inkomensongelijkheid goed is voor economische groei. Het bewijs is nogal dun en beperkt zich tot een intuitieve bewijsvoering. Als je mensen niet flink betaalt voor hun goede ondernemerszin komen ze voor dat extra geld hun bed niet meer uit. Die waardevolle mensen doen ineens niets meer! Tot de jaren '70 waren ook veel economen die mening toegedaan. Het bewijs voor het tegendeel stapelt zich echter op.

In 1975 droeg het boek “Equality and Efficiency: The Big Tradeoff” van Arthur Okun nog verder bij aan de mythe. Hij had overigens een andere inzet: het najagen van gelijkheid kan efficiëntie in de weg zitten (mee eens). Uit dat boek is de conclusie getrokken dat het tegemoet komen aan ongelijkheid efficiëntie stimuleert. Een redenering die logisch niet klopt en past in de categorie "als apen geen pinguins zijn en een dolfijn is geen aap, dan moet een dolfijn wel een pinguin zijn". Inmiddels is er meer aandacht voor het omgekeerde: inkomensongelijkheid staat economische groei in de weg.

Inkomensongelijkheid bedreigt de politieke stabiliteit. Investeerders houden niet van politieke instabiliteit en zullen minder snel investeren in dergelijke landen. Verder kopen arme mensen minder producten. 

Maar de VS deed het toch heel goed? De VS is het land van Apple, Google en Microsoft. Dat is waar. De ondernemingszin maakt het makkelijker om in te spelen op de grote veranderingen die internet in ons leven brengt, bovendien domineert het Engels de wereld. Maar inkomensongelijkheid gaat niet gepaard met economische groei die langere tijd aanhoudt. (grafiek van de Wereldbank, Finance & Development, September 2011)


Een verklaring is dat de economie steeds meer afhankelijk is van menselijke kennis en minder van fysiek kapitaal. Heb je veel rijken die het geld niet nodig hebben, dan heb je veel investeringscapaciteit, zo was dat vroeger.

Nu is dat anders. Het menselijk kapitaal is gebaat bij goed opgeleide mensen. Toegankelijk onderwijs voor iedereen is daarvoor van groot belang. 

In landen waar de inkomensongelijkheid groter is worden kennisinstituten afgeschermd en de toegang wordt beperkt tot de kinderen van de rijken. Interessant is dan dat de beste universiteiten in de VS en het Verenigd Koninkrijk staan, maar dat dat niet de sterkste economieën zijn. 

Maar het wordt nog erger. In de VS, het land waar de financiële crisis startte, blijkt die crisis mede veroorzaakt te zijn door de grote inkomensongelijkheid. In de jaren voorafgaand aan de crisisjaren in de jaren dertig van de vorige eeuw nam de ongelijkheid fors toe. Voorafgaand aan de financiële crisis in deze eeuw nam de ongelijkheid ook fors toe. In 2007 ging 23,5% van alle Amerikaanse inkomsten naar de top 1% van verdieners -het hoogste percentage sinds 1929 (The Economist 17 maart 2012)

Het gedrag van de rijkste 20% van de huishoudens is, zo blijkt uit onderzoek, van invloed op de uitgaven keuzes van de onderste 80%. Een stijging van het niveau van de consumptie van rijke huishoudens leidt tot meer uitgaven door de niet-rijken. Deze "trickle-down consumptie" lijkt voort te komen uit de wens om gelijke tred te houden met de rijke buren. De schulden van armen nemen  toe als de rijken rijker worden omdat de armen zich spiegelen aan de rijken en zich bij hun uitgaven niet latenbeperken tot hun inkomsten. (Trickle-down consumption” by Marianne Bertrand and Adair Morse, Working paper, February 2012, aangehaald in Economist 17 maart 2012)

Het is inefficiënt geworden om de arme mensen geen toegang te geven tot goede scholen. Het is riskant geworden om een groot verschil te handhaven tussen de armen en de rijken. Inkomensongelijkheid staat groei in de weg en bevordert schuldenproblemen! 

Zorg voor een stevige economie met goede duurzame groei, kies voor inkomensnivellering!

zaterdag 17 maart 2012

Je kunt de vernieuwing niet uitbesteden

Gefeliciteerd, Diederik Samsom, je sprak mij het meest aan van de kandidaten. Zeker zoals je in de kranten en op tv overkwam, want Plasterk is in het echt veel intelligenter dan hij overkomt en Martijn van Dam is in het echt iemand die anderen enthousiast maakt. Het gaat er niet om hoe je bent (Kok is een knorrige man), maar hoe de mensen je ervaren op tv. Maar wat nu? Ik lees in de Volkskrant dat de nieuwe man keuzes gaat maken en duidelijkheid bieden. Prioriteit nummer 1,2 en 3 is oppositie voeren. Dan weet je het al. De leden hebben het oppositie voeren uitbesteed aan Samsom. De klanten hebben gevraagd om meer zetels en Samsom moet dat gaan waarmaken.
Ondertussen weet iedereen dat de PvdA vooral zichtbaar is in den Haag. En de PvdA heeft nog heel veel taboes. De uitdaging is natuurlijk niet om de volgende verkiezingen te winnen, maar om sterk te worden. Wat gaat de partij betekenen voor de arbeid? Gaat flexibiliteit die de samenleving vraagt ten koste van de zekerheid die mensen willen? Ga je dan flexibiliteit tegenhouden, of heb je echt een alternatief? Dat soort vragen moeten gesteld worden tijdens de oppositieperiode. Dan heb je maar kort de tijd.
Wat willen die leden eigenlijk? Een kiesvereniging, die dan weer hoog en dan weer laag scoort? Waarschijnlijk wel, want als je blijft doen wat je deed kun je niet een ander resultaat verwachten. Als je de beweeglijkheid van de PvdA ziet, dan kan je het karakteriseren als een downtrend: je kunt op korte termijn omhoog of omlaag, maar de trend is uiteindelijk omlaag.

De bedrijven die uit zo'n downtrend ontsnappen denken verder dan 1 of twee jaarverslagern. Dat zal de PvdA ook moeten doen. Zoals de grafiekwatchers het zien: de PvdA heeft steun aan de onderkant van de trendlijn en de bovenkant biedt weerstand. Doe iets om die downtrend te doorbreken.
Wil je daar uit breken, dan moet je iets anders doen.
Leden van de PvdA: Oppositie voeren kun je uitbesteden, echt vernieuwen vraagt heel wat meer!

P.S. Ik heb nog een grafiekje van de PvdA zetels in de Kamer door de jaren heen. Blauw is het aantal behaalde zetels, Rood het gemiddelde van de 3 laatste verkiezingen (om de volatiliteit wat te verminderen). De trend is omlaag en het behaalde aantal zetels is zelfs onder het drie-verkiezingengemiddelde.
De laatste 10 jaar heeft alleen Wouter Bos heeft de trend een keer  doorbroken, maar hij bleef binnen de dalende bandbreedte.

De VVD kan echter niet lachend achterover zitten, want de langetermijntrend was weliswaar omhoog, maar de iets kortere termijntrend is omlaag. Ook de VVD heeft een probleem.

woensdag 14 maart 2012

Omgaan met volatiliteit: meer dan leuk twitteren


Eerder schreef ik dat de samenleving minder voorspelbaar is dan vroeger en beweeglijker. Dat zien we bij zwevende kiezers en vrijwilligers die zich wel willen vastleggen op korte projecten, maar niet vast een functie aannemen. En we zien het bij bedrijven die liever met kortdurende contracten werken en werknemers die steeds vaker als zelfstandige werken. Maar het begrip volatiliteit, beweeglijkheid, is veel algemener te vinden in de maatschappij.

Het begrip volatiliteit komt uit de financiële markten. Volatiliteit is de mate van beweeglijkheid van de koers van een aandeel of een ander financieel product zoals een aandelenindex of valuta. Stabiele beursfondsen zoals Unilever en Royal Dutch Shell hebben een vrij lage volatiliteit. Aandelen die vaak en extreem bewegen zoals Crucell hebben daarentegen een hoge volatiliteit. (wiki) In tijden van onzekerheid neemt de volatiliteit toe.  Dat zien we aan deze grafiek die de VIX, de volatiliteitsindex weergeeft. Bij crisis neemt de beweeglijkheid toe. (het heet ook wel de fear index)

Je ziet de VIX, -rood- die in deze grafiek pas weergegeven wordt sinds '86 en de standaarddeviatie, -blauw- ook een maat voor de beweeglijkheid (of eigenlijk de afwijking van het gemiddelde). In onzekere tijden neemt de volatiliteit toe.

Die beweeglijkheid zien we terug bij de kiezers. In onderstaande grafiek heb ik van alle zetels in de kamer bekeken of een partij meer dan 3 zetels won. Win je er drie, dan tel je niet mee, win je er vier of meer, dan tel ik het mee. Meer dan 3 verliezen heb ik niet meegeteld. Zet je dat in een grafiek dan zie je dat de beweeglijkheid enorm is toegenomen. Bijzondere jaren zijn dan 1977 en 2002 (Den Uyl en Fortuyn). Ik heb fusies zoals het CDA niet meegerekend. Je ziet dat de schok van Wilders in 2010 minder afwijkend is dan de schok van Fortuyn, die echt afwijkt van wat te verwachten was.

Maar kijk eens naar de voedselprijzen. Daar heb ik ook een grafiekje van gevonden. De beweeglijkheid van de prijs voor sajabonen, mais en tarwe is ook al zo toegenomen. Let wel, ik heb het hier over de volatiliteit, niet over de hoogte van de prijzen, ook al neemt die ook toe. Hier hebben we denk ik niet te maken met de individualisering. Deze beweeglijkheid wordt vaak verklaard met de introductie van computerprogramma's om te berekenen wat je wilt betalen. Die computerprogramma's kunnen steeds meer rekening houden met weersverwachtingen, maar ook wat anderen doen. Het programma bekijkt wat de trend is en houdt daar rekening mee. Het komt neer op het adagium: weet je niet wat je moet doen, kijk dan wat anderen doen, when in doubt, follow the crowd. Dat is een heel menselijke eigenschap: het is gewoon na-apen voor gevorderden. Als je eenmaal let op die volatiliteit dan zie je het overal: bij tv-series, youtube-filmpjes, uggs, tot aan mensen die van kookprogramma's houden.

Na-apen deden we altijd al. Het is een belangrijke leermethode van jongsaf aan: doe na wat je ouders doen. Als je niet weet wat je wilt, gaat dat ook op: verlang wat je omgeving verlangt (mimetische begeerte).  Als eenmaal bekend is dat dat bijzondere voetbalplaatje zeldzaam is, dan wil iedereen dat plaatje. 

Hans Achterhuis heeft al eens aangegeven dat mimetische begeerte vroeger beperkt werd door rangen, standen en klassen. Je wist dat als je uit een arbeidersomgeving kwam, je niet mocht/kon willen wat de gegoede burgerij wilde. Je rolmodellen haalde je dus uit je directe omgeving. Nu kan je je voorbeelden overal vandaan halen, ook van de televisie of internet. Daardoor komen en gaan hypes veel sneller. Een tweet kan plotseling heel veel losmaken. De volatiliteit wordt hoger omdat je je voorbeelden kunt halen uit de arbeidersklasse, de hoge rangen en standen, de gevangenis of waar dan ook. Dat is emancipatie en individualisering!

Voor politieke partijen is dat een lastige boodschap en er is het gevaar dat men achter elke nieuwe hype aanholt. Dan gaan de politieke partijen de hypes imiteren. Je bent dan ten eerste altijd te laat, ten tweede weet de kiezer in het vervolg helemaal niet meer waar je partij voor op aarde is: op den duur dodelijk.

Ik zei al dat het begrip volatiliteit uit de aandelenmarkten komt. Wat zijn nu de minder volatiele aandelen die het toch goed doen? 

Eerste is de betrouwbaarheid bewijzen. Dat zijn aandelen van bedrijven die een goede track record hebben opgebouwd. Ze hebben bijvoorbeeld nooit hun dividend verlaagd. Met deze aandelen loop je geen risico: ze leveren wat ze beloven. (Die troefkaart speelde JP Balkenende uit rond de opkomst van Fortuyn). Helaas kijken kiezers minder dan aandeelhouders naar resultaten uit het verleden (mede doordat de media dat minder interessant vinden). 

Tweede is dat ze steeds zorgen voor goede relaties met diverse netwerken. Het lijken immers indviduen die steeds anders kiezen, maar zij laten zich voeden door hun netwerken. Unilever volgt echt goed wat er op het gebied van duurzaamheid gebeurt. Shell probeert echt milieuproblemen te voorkomen, omdat ze weten dat ze er ooit op afgerekend kunnen worden. Ze werken ook met scenario's om zich steeds betrouwbaar te kunnen tonen. En alle bedrijven volgen natuurlijk steeds de klantwaarderingen. De SP zorgt voor die uitstekende voeding door in de buurten echt aanwezig te zijn. De SGP heeft de grootste jongerenafdeling van alle politieke partijen.

Je kunt op die manier als klassieke PvdA of CDA de enorme afkalving misschien niet tegen gaan. Je kunt ook niet heel hard groeien. Maar in tijden van onzekerheid kopieren mensen elkaar's stemgedrag. Zorg dat je voeding hebt van belangrijke 'peers'. Dat kan niet met de leden van de politieke partijen: slechts 2% is lid (vooral hoogopgeleid en ambtenaar). In de haarvaten van buurten, sportvelden en bedrijven wordt wel de trend gezet: laat je daar voeden. Gebruik van twitter en sociale media om niet alleen te zenden, maar echt op te zuigen, zal ook helpen. 

Dat is de derde, in de aandelenmarkten verboden, methode: zorg voor voorkennis, dat is de les uit de aandelenmarkt. Het zit hem dus niet in de leider die je kiest, maar in het contact met en vertrouwen van je achterban. Dat komt van onderop. Dat is heel wat moeilijker dan de juiste partijleider kiezen of leuk twitteren. 

dinsdag 13 maart 2012

Herbronning geen middel tegen afkalving CDA en PvdA


Het aandeel zwevende kiezers wordt steeds groter en grote verschuivingen bij de Tweede Kamerverkiezingen worden steeds normaler. Hoe komt dat eigenlijk? En wat kan je het beste doen? Ik heb daar vaak over horen spreken en hoor commentatoren die vinden dat de PvdA de sociaal democratie te grabbel heeft gegooid, dat partijen teveel op elkaar zijn gaan lijken, dat partijen niet meer geloven in de grote verhalen en daardoor geen aansprekend en wijds perspectief bieden aan de kiezers. Ik geloof daar niets van.

Laten we enkele verschijnselen die normaal gesproken niet met elkaar verbonden worden eens naast elkaar zetten. 1. De kiezer is steeds minder grijpbaarder en weet niet wat hij wil en springt van PvdA naar PVV, naar VVD. Grote verschuivingen bij verkiezingen zijn aan de orde van de dag. 2. Vrijwilligers zijn nog goed te porren voor projecten, maar een vaste vrijwilligersfunctie is steeds moeilijker te vervullen. 3. Er zijn steeds meer ZZP-ers en een vaste baan is steeds minder gewoon, zeker een vaste baan voor 25 jaar is niet meer van deze wereld.

Pak deze drie verschijnselen en kijk wat er over geschreven wordt. Bij 1 zien we dat de commentatoren beginnen over het ontbreken van een duidelijk wenkend toekomstperspectief, de partijen lijken te veel op elkaar en moeten weer met aansprekende verhalen komen. Of het komt allemaal door het populisme waar de klassieke partijen geen antwoord op hebben. Vertel beter je verhaal, toon je rechte rug en ga terug naar je bron. Bij 2. zien we dat in commentaren gesproken wordt over mensen die het simpelweg te druk zouden hebben met de combinatie van werk en gezin, mensen of mensen worden te egoïstisch en zijn alleen maar bezig met werken en privé-besognes. Ook wordt wel gesproken over de ontkerkelijking: kerkgangers doen meer vrijwilligerswerk en doen dat meer in vast verband. Bij 3 zien we dat de werkgevers meer behoefte hebben aan flexibiliteit en werknemers geen vaste banen willen bieden, dat mensen ontslagen zijn en maar voor zichzelf beginnen.Drie terreinen en drie soorten verklaringen.

Het is de vraag of deze drie voorbeelden van meer beweeglijkheid in de samenleving afzonderlijk goed verklaard kunnen worden. 1. Journalisten hebben behoefte aan grote meeslepende verhalen, daarom verwijten ze PvdA en CDA die die verhalen altijd verzorgden dat die er niet meer zijn. "Herbronning" of "Het radikale midden" zullen niet helpen. En natuurlijk lukt het populisten altijd beter in te spelen om beweeglijke kiezers, maar ze zijn niet verantwoordelijk voor die beweeglijkheid. 2. Mensen die vinden dat we veel te hard werken spreken over de moeilijke combinatie tussen werk en gezin omdat ze graag meer vrijwilligers aan het werk krijgen. 3. En er zijn altijd mensen die met veel plezier werkgevers als brute kapitalisten afschilderen die liever mensen ontslaan dan een jaar wat minder winst maken.

Er blijkt namelijk steeds meer beweeglijkheid in de samenleving. Mogelijk komt dat door het einde van de industrialisering en de overgang naar het postindustriële tijdperk. De tijd van de industrialisatie was tevens de bloeitijd van de politieke partijen, de tijd dat het vrijwilligersleven bloeide en de tijd dat mensen een vaste baan kregen. Dat nieuwe tijdperk gaat samen met de individualisering (of de individualisering veroorzaakt het postindustriële tijdperk). We kunnen dat niet terugdraaien, dus we moeten gewoon accepteren dat die trends er zijn: steeds minder mensen binden zich vast aan een partij, vrijwilligersorganisatie of een bedrijf. De maatschappij is beweeglijker, er is minder voorspelbaarheid.

Dat is overigens helemaal niet slecht, maar vaak lastig en het is moeilijk in zo'n wereld steeds vertrouwen te hebben in die beweeglijke anderen. Internet past daar heel goed bij. Hypes krijgen daarmee een veel groter effect dan vroeger.

Later meer over die beweeglijkheid of volatiliteit.

maandag 12 maart 2012

Koester die lastige instituties in Nederland!


Waarom is er bij kiezers zo vaak steun voor het weghalen van checks en balances? En waarom lukt dat in sommige landen wel en in andere niet? Dat is een interessante vraag voor Nederland waar sommige partijen de handen op elkaar krijgen door uitspraken van de rechters aan te vallen of de persvrijheid in te perken. Ik ben zelf een groot voorstander van checks en balances: onafhankelijke rechtspraak, vrije pers, recht op staken en het oprichten van vakbonden. Maar het is typisch zo'n lange termijn intellectueel verhaal, saaaaaai (en lastig).

Economen geven aan dat het er om gaat dat de kiezers er invloed voor krijgen. Neem de rechters gewoon in dienst en je kunt sneller zwaardere straffen afdwingen. Invloed van de kiezers via nette democratisch in het bestuur gekomen partijen. Je zou zeggen, waarom niet, het is toch de meerderheid???

Het is op korte termijn aardig (als je tenminste voor zo'n domme maatregel bent), maar op de lange termijn gooi je er nogal wat mee weg. Op korte termijn is het zeker aardig als je ziet dat de “checks and balances” nogal eens in het voordeel van de zittende elite uitvallen. Denk aan bescherming van het bezit, maar ook aan de kritische pers die eerder schandaaltjes in een plotseling opkomende partij als de PVV of de LPF zal vinden, omdat in zo'n korte tijd niet een geoliede partij opgebouwd is. Denk ook aan Hongarije, waar Fidesz de absolute meerderheid heeft. Orban van Fidesz was overigens zelfs zo slim om zijn zaak tijdens een bezoek aan het Europees Parlement netjes te bepleiten.

Op de langere termijn is het juist altijd in het voordeel van de meerderheid om checks en balances te koesteren. Het weghalen van de checks en balances (door PVV ook wel eens het afbreken van de linkse elite genoemd, want kritische kranten zijn links en rechters zijn ook links) is op de korte termijn enigszins, maar op de lange termijn zeker schadelijk. Het maakt politici omkoopbaar, wat nooit in het belang van de meerderheid kan zijn. In Rusland waar die checks en balances ontbraken leidde dat ook tot minder welvaart, minder vrijheid en brute onderdrukking. Maar er zijn ook kapitalistische landen waar het ontbreken van checks en balances leidt tot minder welvaart, minder vrijheid en brute onderdrukking.

Zoekend naar de checks en balances stuitte ik op Daron Acemoglu die met James Robinson onderzoek deed naar de kracht van natiestaten. Uit dat onderzoek komt naar voren dat niet de cultuur, het weer of de geografie (eilanden, bergen) de effectiviteit van staten bepalen, maar de politieke en economische instituties. De elite wordt daarbij losgekoppeld van de instituties, want hij introduceert het begrip inclusieve of exclusieve instituties.

Staten met inclusieve instituties richten zich niet op een exclusieve groep maar stellen zich ten doel alle groepen en organisaties dezelfde rechten te geven. Deze staten met inclusieve instituties zijn sterker, de arme groepen zijn er minder arm, de welvaart is niet alleen beter verdeeld, maar in het algemeen hoger. Hun bevindingen gaan op voor kapitalistische en socialistische landen. We moeten dus niet onze aandacht richten op CDA, PvdA, VVD, PVV of SP, maar op het koesteren van inclusieve instituties die de checks en balances bewaken. Invoering van minimumstraffen is zo'n vorm van afbreken. 

Dus, kabinet lees het interview met Fred Salomons in de Volkskrant afgelopen zaterdag. Als de minimumstraf wordt ingevoerd, neemt Fred Salomon ontslag als rechter. Koester hem. Als Ombudsman Brenninkmeijer weer zo vervelend kritisch is, koester hem! Houd van checks en balances, de samenleving wordt er rijker van!

P.S. Een geruststelling: Zonder dergelijke kritische instituties haalt China ons economische welvaartsniveau nooit van zijn leven in. 
P.S.2 Nog een onderzoek dat aangeeft dat je kritikasters moet koesteren: Scot Douglas vergeleek voor zijn promotie aan de Universiteit van Oxford zestien overheids-nv's op Aruba, Curaçao en St Kitts, die verantwoordelijk zijn voor energie, water of infrastructuur. "Als mensen je kunnen vertellen hoe een bedrijf functioneert of hoe het energiebeleid beter zou kunnen, dan gaat het goed. Van bedrijven waar het niet goed mee gaat krijg je alleen roddel. Zodra je taxichauffeur gaat meeregeren dan ben je goed op weg als eiland."

vrijdag 9 maart 2012

Groen en participatie


Groen en Participatie lijkt een simpele winnende combinatie. Veel mensen zijn geïnteresseerd. Zelf meedoen vinden veel mensen leuk, het gaat om de eigen leefomgeving en eigenlijk niemand is tegen groen in de stad. Het is echter lastiger in de praktijk. Vertrouwen, kennis van en ervaring met het democratische proces, verwachtingen en tegengestelde wensen spelen een grote rol.

Gisteren bezocht ik het interessante symposium over Groen en Participatie. Het boek “Bewoners maken het groen” werd er gepresenteerd. Alphen aan den Rijn vertelde er over de successen die ze boekte met bewoners die zelf het groen beheren (met de strenge consequentie dat als de bewoners het niet meer zelf kunnen bijhouden, de bloemen en platen gerooid worden en het basisniveau voor groen wordt teruggebracht). De les: niet bezuinigen, wel zien dat de investering veel meer oplevert dan betere kwaliteit van het groen: ook bewoners die actiever worden, elkaar leren kennen en elkaar steunen (en waarschijnlijk uiteindelijk een hogere WOZ-waarde denk ik dan).

Het was beslist geen simpele successtory. Neem de lessen die Amersfoort presenteerde over het parkRandenbroek. Dat startte al met de verschillende waarden die mensen toekennen aan het groen. Een verwaarloosd park kan een rijke variatie van flora en fauna bieden, juist doordat het verwaarloosd is. Een park waar mensen prettig recreëren vraagt op sommige plekken het kappen van bomen om een ruimte te maken om te picknicken. De een vindt dat prachtig, de ander ziet hoe met het verdwijnen van de bomen de natuurwaarde afneemt. Niet altijd lukte het om goed om te gaan met verwachtingen. Met internet wist de gemeente nieuwe groepen mensen te interesseren voor de toekomst van het park. De daarbij gemaakte fouten werden eerlijk verteld. 

Daar in zo'n park komt dan bovendien een bijzonder element naar voren: de groep die meer participeert, verwacht daar ook meer invloed voor terug. Milieugroepen die al langer lobbyen voor behoud van flora en fauna kunnen zeer teleurgesteld zijn als de gemeenteraad kiest voor minder ruimte voor de natuur en meer voor de mensen. De gemeenteraad is uiteindelijk de representatieve vertegenwoordiger en moet zorgen dat de diverse belangen evenwichtig ingebracht worden. Het gaat namelijk niet om bewoners tegenover de raad, maar ook tegenover elkaar, de mensen die gewoon lekker willen spelen en wandelen in het groen. Dat kan zelfs tot forse ruzies onderling oplopen: denk aan prachtige lindebomen die een plakkerige substantie lekken die op de auto's eronder kan komen.

Derk Jan Stobbelaar noemt dat in zijn boek de verschuiving van government naar governance. Hij geeft aan dat de spelregels nog niet helemaal uitgewerkt zijn, maar wijst op de volgende regels:
  1. samenwerken met alle relevante partijen
  2. invloed voor alle betrokkenen (dus niet alle macht bij de gemeente, ook al is de positie bijzonder)
  3. werken vanuit doelen (om zo ruimte voor invulling te laten)
  4. win-winsituaties creeren (door doelen te combineren en integraal te werken)
  5. kansen vinden in de vaagheid (niet alles ligt vast, dus is er ruimte voor flexibele wendingen in het proces of onverwachte nieuwe ontwikkelingen (bijvoorbeeld frisse nieuwkomers))
Wat mij het meest opviel, was dat het niet alleen veel inlevingsvermogen, een (pro)actieve opstelling en democratische vaardigheden vraagt van de gemeente (de professionals), maar ook van de bewoners(organisaties). 

Als bewonersorganisatie heb je te maken met door elkaar lopende besluitvormingsprocessen, van die complexiteit kan je profiteren. De gemeente is immers versnipperd: er is een sportnota, een recreatienota, een woonvisie, een beleid voor sociale cohesie, ik noem maar wat. Al die zaken komen bij elkaar bij een gebied. Dat kan frustrerend zijn, voor bewoners die vooral gericht zijn op één aspect. Bewonersgroepen die geen rekening houden met die complexiteit beseffen niet dat het een kans is: zij weten zelf beter dan beleidsmakers hoe die zaken samenhangen. De complexiteit biedt mogelijkheden voor samenwerking en waarbij verschillende partners hun belangen kunnen combineren.

Zo blijken er duidelijke kansen voor de democratische gezindheid. Dat is meer dan alleen stemmen winnen, veel meer! Het gaat om rekening houden met de belangen van anderen, uitgaan van de positieve intentie van de ander (dat is simpelweg succesvoller), voorkomen dat anderen gezichtsverlies leiden, afstand nemen als de emoties oplopen en doorvragen naar de irritaties en belangen van de ander. Zo kom je even los van het groen en de overheid op belangrijke waarden die de moeite waard zijn om steeds opnieuw te oefenen, bij te leren, door te geven. 

Je leert weer goed met elkaar samen te leven.

dinsdag 6 maart 2012

Conclusie over herinvoering gulden is gekocht


Lombard Street is een gerenommeerd bureau. Ja, het was altijd al tegen de euro, maar kwalitatief leveren ze interessante onderzoeken. Opvallend in het PVV onderzoek is wel dat er erg naar de conclusie wordt toegerekend. Herinvoering van de gulden gaat helemaal niet zo voordelig worden als gesuggereerd.

Wat is het geval? 
Met een gezamenlijke munt verdwijnt de mogelijkheid om eigen rentebeleid te voeren. Je bent gedwongen om of de schulden van de achterblijvers op je te nemen (zoals de VS doet bij de achterblijvende staten en Duitsland doet bij voorheen Oost-Duitsland) en Nederland, Finland en Duitsland nu doen met de euro (of in elk geval staan ze garant, dat is wat anders). Met een eigen munt kun je deze laten devalueren en revalueren. Die flexibiliteit maakt het mogelijk je economische beleid zelf te voeren: top down. Bezuinigen op loonkosten is erg moeilijk en vraagt matiging, dat lukt alleen de Duitsers en Nederlanders. Het is veel gemakkelijker de rente te verlagen, waardoor je munt minder waard wordt en dus loonkosten internationaal concurrerend worden, zo deden de Grieken en Italianen het vroeger. Met zo verschillende economieen als binnen de Euro is het verschrikkelijk moeilijk goed economisch beleid te voeren. Dat punt maakt Lombard Street graag. Verder geven ze terecht aan dat Griekenland en Italie nooit toegelaten hadden moeten worden tot de euro.

Ruwweg is er nog wat anders mogelijk, namelijk een wat langere termijnvisie om de landen met schulden zichzelf op orde te laten brengen. Lombard Street zal dus tegen de euro zijn geweest, maar ook tegen het opnemen van Portugal, Griekenland en Spanje in de Europese Unie. Sterker: het bureau zou in 1945 een Duitse alleingang hebben bepleit. Voor Europa was dat niet best geweest en voor Nederland dramatisch. Zuiver economisch op de korte termijn gedacht ziet het er goed uit, maar op de lange termijn is dat heel wat anders. (Het Marshall plan was ook nooit populair geweest bij deze economen en Nederland had Nederlands Indie nooit moeten loslaten, dat was zeer onvoordelig en hoe stom West- Duitsland kan zijn geweest zich te herenigen met Oost-Duitsland is onbegrijpelijk). 

Naar de opdrachtgever toerekenen!
Maar dan begint het bureau wel erg naar de conclusie toe te rekenen. Zo vergelijken ze Nederland / Duitsland met Zweden als niet-euroland. Daar komt Zweden goed uit. Maar geldt dat ook voor Denemarken als niet-euroland? Nee! 

Denemarken heeft het slechter gedaan, Zweden beter. Het beeld is dus heel wat lastiger dan Lombard Street suggereert.

Grootste onzin is de volgende zin: "A key point of principle is that The Netherlands outside the euro has the freedom to adopt the policy stance it wants". Vraag maar eens aan Lubbers of dat waar is. Het is namelijk uitgeprobeerd tijdens ik meen het eerste kabinet Lubbers: toen waagde Nederland een keer wat anders te doen dan Duitsland. Daar kwam Nederland snel op terug, want meteen ging het verschil in te betalen rente tussen Nederland en Duitsland fors omhoog. De financiele markten vertrouwden het niet en straften Nederland. Dat heeft Nederland niet meer aangedurfd: gevolg was dat Nederland profiteerde van de lage rente die Duitsland hoeft te betalen.

Op die alleingang wordt vervolgens doorgespeculeerd dat de handel met Duitsland niet zal schaden."The Netherlands has enjoyed consistent stability in its reer. This is no great surprise. Exports are 83% of GDP, and imports 75%, so the country simply cannot get far out of line in its costs with major trading partners, conspicuously Germany. This is likely to remain true in future, whether inside or out of the euro". Dat is helemaal niet zo vanzelfsprekend, want uittreden uit de Euro doet de waarde van de gulden stijgen en maakt de arbeidskosten in Nederland in een klap fors hoger dan de Duitse (en eurolanden). 

Conclusies: beperkt en conclusie over gulden is gekocht
Mijn conclusies zouden zijn dat Lombard Street geen rekening houdt met de lange termijn, de gevolgen voor internationale samenwerking en vrede, met ontwikkeling van landen die weten te ontsnappen aan dictatuur en zo puur economisch kijkt. 

Misschien belangrijker voor de PVV is het volgende. De conclusie dat de herinvoering van de gulden geld zou opleveren is zeer speculatief en zeer waarschijnlijk onjuist. Was Lombard Street consequent geweest, dan zou de conclusie zijn dat  het het voordeligst is om Duitsland te volgen: blijft Duitsland in de eurozone, dan moet Nederland dat ook doen. Treedt Duitsland er uit, dan Nederland ook. Gaat Nederland zijn eigen gang dan stijgt de rente die we moeten betalen om geld te lenen zeer snel (of wordt de arbeid te duur) en daalt de handel met Duitsland, met desastreuze gevolgen voor de economie.

De PVV heeft de conclusie over de herinvoering van de gulden gewoon gekocht van Lombard Street. En overigens stemde Wilders voor de euro

 



vrijdag 2 maart 2012

Niet zo korte termijn gericht: kijk naar gemeenten


Het is opvallend hoe langzaam de werkelijkheid doordringt tot de landelijke politiek. De VVD houdt nog vast aan de 3% limiet voor het begrotingstekort, maar verder heeft iedereen wel door dat dat slechts een richtinggevend cijfer is. Misschien moet Stef Blok nog even te rade gaan bij Wiegel, onder wiens medebewind het tekort snel opliep. De landelijke politiek verwijt het bedrijfsleven wel eens teveel op de korte termijn te denken, maar zelf is ze er heel erg goed in. Natuurlijk moeten de financiën deugdelijk beheerd worden. Laat de landelijke politiek eens kijken wat ze in de gemeenten doen. Daar is de vraag of er een aanmerkelijk en structureel tekort ligt veel belangrijker dan de raming voor het ene jaar.
 
Gemeenten mogen geen tekort hebben, de 3%-grens ligt bij hen op nul. Maar zo star kan het natuurlijk niet zijn, daarom kijkt de provincie niet naar het tekort van het jaar, maar vooral naar de meerjarenraming. De provincie als financieel toezichthouder vindt de meerjarenraming veel interessanter! 

Dat is dan ook de eerste les: kijk naar de meerjarenraming in plaats van de jaarlijkse begroting. (Bij het rijk denken we dan aan structurele hervormingen om de financiën op peil te krijgen: de woningmarkt, de arbeidsmarkt, de AOW en de zorg). Je moet niet extra bezuinigen als het jaar daarna het alweer beter gaat. Je kijkt dan ook of uitgaven nu in de toekomst misschien geld gaan opleveren. Een wasmachine kopen om niet meer naar de wasserette te moeten bespaart geld, maar kost je even wat extra's. In het baten-lastenstelsel dat de gemeenten hanteren is ook duidelijker verschil mogelijk tussen investeringen en gewone uitgaven. Daar zien we de kosten van de wasmachine als jaarlijkse kosten terug in plaats van de grote uitgave in het jaar dat je hem koopt. (Wat JanMastwijk van het CDA lang bepleitte) Dat inzicht is bij de rijksbegroting veel beperkter.

De tweede les: van de provincies is dat je niet direct bij moet springen, maar eerst de inkomsten moet maximaliseren. Als je geen grote overheid wilt, kan dat natuurlijk tijdelijk. Gemeenten krijgen geld uit belastingen en het Gemeentefonds. Komen ze in de problemen, dan is er een de mogelijkheid een beroep te doen op een extra uitkering. Een aanvullende uitkering wordt slechts verleend indien de algemene middelen van de gemeente aanmerkelijk en structureel tekort zullen schieten om in de noodzakelijke behoeften te voorzien, terwijl de eigen inkomsten van de gemeente zich op een redelijk peil bevinden. Bij het rijk denken we dan aan de solidariteitstax voor veelverdieners, of een Solidaritätszuschlag zoals Duitsland dat deed na de hereniging. Links zal eerder kiezen voor de veelverdienerstax, rechts voor de generieke. Je kunt natuurlijk de BTW verhogen. Een belastingverhoging voor veelverdieners heeft echter minder gevolgen voor de consumptie dan een BTW-verhoging. Zeker als je die tijdelijk invoert, zodat veelverdieners niet naar het buitenland gaan verhuizen of nieuwe fiscale trucs ontwerpen.

Natuurlijk kijkt een landelijke politicus niet naar een gemeente, die is te klein en is hem te min. Maar het zou best handig zijn om iets bescheidener te zijn en ook naar de gemeenten te gaan voor advies.Zij verliezen de lange termijn niet uit het oog.