dinsdag 14 maart 2017

Vrijheid van meningsuiting voor mensen die anderen uitsluiten?

Hoe moet je omgaan met een groep mensen die de vrijheid van meningsuiting gebruikt om de democratie af te breken? Zolang het een kleine groep is, kun je gewoon denken dat het vanzelf overgaat. Maar wat als het een groep is die systematisch anderen uitsluit, de waarheid verdoezelt en mensen tegen elkaar opzet? Dan kun je nog proberen het aan te pakken door je te concentreren op aanzet tot haat tegen of discriminatie van mensen. Dat is immers gewoon verboden in het wetboek van strafrecht.

Opleggen van de wil van de meerderheid
Moeilijker wordt het als het mooi klinkende pleidooien zijn voor het afdwingen van de wil van de meerderheid over de minderheid. Dan beroepen mensen zich bijvoorbeeld op iets ongrijpbaars als het behoud van de Nederlandse identiteit. Identiteit is ongrijpbaar, want nergens staat vast wat het is. Ik denk dan aan tegelijk de koopman en de dominee en polderen, en aan de nauwelijks Nederlands sprekende Willem van Oranje en Baruch Spinoza, anderen denken aan het behoud van het Sinterklaasfeest inclusief zwarte Piet.

Anderen moeten zich aanpassen
Waar het fout gaat is als mensen zelf er op staan dat ze gewoon zichzelf kunnen zijn, terwijl anderen vooral normaal moeten doen. De gesloten samenleving waarbij minderheden zich moeten aanpassen vind ik erg on-Nederlands. Maar de vraag is niet of het on-Nederlands is, iedereen mag in vrijheid van meningsuiting on -Nederlandse dingen bepleiten. De vraag is of je de vrijheid van meningsuiting gebruikt om anderen de mond te snoeren. En dan kun je zeggen dat je Islamisme gevaarlijk vindt, maar je gaat niet oproepen om alle Korans verbranden. Eerst moet je de politieke meerderheid halen en de wet en zelfs de grondwet veranderen.

De vraag is ook of je een Turkse minister toegang tot Nederland moet ontzeggen. Lijkt me typisch een dilemma, want strijdig met de Nederlandse identiteit. We waren ooit liever Turks dan Paaps. 

Vrijheid van meningsuiting gebruiken om tegen democratie te pleiten
De Turkse minister kwam om politieke campagne te voeren onder Turkse Nederlanders. Dat is overigens in strijd met de Turkse kieswet, maar die geldt niet als Nederlandse wet. In principe had de minister hier gewoon moeten kunnen spreken. Lastig wordt het dat dan precies zich dat voordoet waar ik mee begon: je gebruikt de vrijheid van meningsuiting om de democratie af te gaan schaffen. In het geval van Turkije om een presidentiële democratie met minder countervailing power in te voeren. 

Strategisch was het daarom het best geweest de bijeenkomst gewoon door te laten gaan in een zaal waar geen rellen konden uitbreken en tegenstanders van het referendum uit te nodigen hun verhaal te doen. 

De held van de vrijheid van meningsuiting
Baruch de Spinoza zou voor geenstijlers een held zou kunnen zijn. Hij stelde dat de Bijbelse profeten gewone mensen waren met een verbeeldingskracht die niet namens God spraken. Hij zou hufterigheid niet willen verbieden. Hij was voor het vrije woord en vrijheid van denken. “Niemand kan immers zijn natuurlijk recht of vermogen om in vrijheid te redeneren en te oordelen op een ander overdragen of daartoe worden gedwongen“. Zijn boeken werden overigens verboden. Ik denk dat de dominees ze strijdig vonden met de Nederlandse identiteit en ondermijnend. Toch ligt bij Spinoza de basis. 

Moderne uitweg: Reasonable pluralism met basisrechten en wederkerigheid
De uitweg lijkt te liggen in het redelijk pluralisme. Daarbij pleit je voor pluralisme (meerdere sociale en culturele groepen naast elkaar laten bestaan), maar wel in alle redelijkheid die je van iedereen vraagt. John Rawls noemt het "reasonable pluralism". Je accepteert dat er verschillende normen en waarden zijn, maar vraagt van iedereen redelijkheid. Zolang je je houdt aan bepaalde basisrechten en wederkerigheid, mag je mee doen.
Lastig dat de machthebber over het algemeen vraagt om redelijk te blijven, let daarom vooral op de basisrechten en basisplichten zoals bijvoorbeeld artikel 1 van de Grondwet. Bij het redelijk pluralisme hoort dan wel een bepaalde minimumvariant: je gaat niet naakt over straat en ook niet volkomen bedekt. Eigenlijk meer een norm voor de openbare orde. Net zoals je niet haat zaait, niet oproept tot discriminatie en niet oproept tot geweld. 

Fatsoen
Die wederkerigheid die Rawls bepleit, hoort er wel bij, dus je mag je kleden als moslim als je accepteert dat anderen zich tooien in een kort rokje. Je mag betreuren dat mensen een stroopwafelpiet invoeren, maar je gunt hen die stroopwafelpiet. De stroopwafelpiet zet immers geen mensen te kakken als bevolkingsgroep en is niet aanstootgevend. In redelijkheid vraagt het dan ook om bereid te zijn met elkaar in debat te gaan en te argumenteren. Dus niet schreeuwen dood aan Marokkanen, en ook geen "daar moet een piemel in", want dat is een oproep tot geweld. 

Misschien goed om opnieuw de held van Nederland erbij te halen die pleitte voor democratie en tegenstrevende machten. Baruch Spinoza vond dat hij fatsoenlijk moest zijn, juist op het moment dat hij tegen de stroom in pleitte voor liberale waarden: “Ik heb daarom mijn uiterste best gedaan geen fouten te maken en vooral mijn geschrift volledig in overeenstemming te doen zijn met (…) de goede zeden.” Geenstijlers gaan van dergelijke redeneringen over hun nek. 


De opdracht is dan dus een samenleving te bouwen op die verschillen: ondanks verschillen toch een gemeenschap - nou ja niet eens gemeenschap meer: – een samenleving vormen. Het redelijk pluralisme met basisrechten en wederkerigheid helpt om dat bouwen mogelijk te maken. Dat zou een gezamenlijke toekomst voor iedereen kunnen betekenen. In de meeste plaatsen is dit overigens al een soort vaste aanname. 

Zelf doen
Op dit moment echter lijkt het redelijke pluralisme in de politiek verder weg dan ooit. Dus moeten we het met zijn allen zelf doen. Kijk om je heen, dat moet kunnen lukken. Niet online (waar lekker anoniem gescholden kan worden en redelijkheid ver weg kan zijn), maar wel in real life, in de gewone wereld. 

Is systeemverantwoordelijkheid bij de decentralisaties in het sociaal domein goed geregeld?


Systeemverantwoordelijkheid is een begrip waar beleidsmakers nogal eens mee bezig zijn. U en ik hebben er nog niet mee te maken gehad, maar het is best belangrijk. Bij de decentralisaties van het sociale domein (maatschappelijke ondersteuning, jeugd, participatie) die op rijksniveau zijn bedacht speelt dit een grote rol. Wie heeft de verantwoordelijkheid om te zorgen dat dit systeem goed en betrouwbaar blijft functioneren?

Wat is systeemverantwoordelijkheid?
Eerst even de vraag wat het eigenlijk is. Daar is al discussie over, maar laat ik een voorbeeld geven van ons geldsysteem. Dat is al moeilijk grijpbaar, maar het is inzichtelijk voor het begrip systeemverantwoordelijkheid. De minister van Financiën is verantwoordelijk voor het functioneren van het financiële bestel, voor het beleid en de wetgeving op het gebied van financiële markten. Maar omdat het nogal wat is om de minister alles te laten doen en zo de politiek invloed te geven op de inflatie is er de Nederlandse Bank. Deze “centrale bank” moet zorgen voor stabiele prijzen. Dat is een systeemverantwoordelijkheid, want het is niet zo dat de centrale bank de prijzen in de winkels vaststelt. Elke ondernemer kan zelf zijn prijzen vaststellen en elke consument kan kijken of hij die prijs wil betalen.

De systeemverantwoordelijkheid houdt eigenlijk in dat de DNB in de gaten houdt wat er met de prijzen gebeurt en op basis daarvan besluit om de rente te verhogen of te verlagen en meer of minder krediet te verlenen. Is de rente hoog, dan lenen de consumenten niet gemakkelijk geld om meer te kopen. Huizenprijzen moeten dan dalen, maar dat willen de verkopers niet, waardoor minder mensen verhuizen en minder mensen zaken kopen voor de inrichting van hun huis. De prijzen dalen dan. De inflatie neemt af. Als de rente laag is en het gemakkelijk is om krediet te krijgen gaan de prijzen omhoog.

Individuele verantwoordelijkheid, vertrouwen en macht
Toch is de verantwoordelijkheid van de ondernemers voor hun eigen prijzen niet verplaatst naar de centrale bank. De centrale bank legt geen verantwoording af voor prijzen. De centrale bank probeert ervoor te zorgen dat de mensen onderling kunnen doen wat ze willen en dat het systeem niet uit de hand loopt.

Vanuit de consument gezien lijkt de systeem iets anders. De consument heeft nooit te maken met de centrale bank. De consument koopt van alles, doet rechtstreeks zaken met verkopers en vertrouwt er op dat zijn geld de waarde behoudt en dat de bank die zijn geld bewaart niet failliet gaat. Er zijn regels om de verkoper aan zijn woord te houden en de vrije keuze voor met welke koper je zaken doet haalt de minder goede verkopers uit het systeem. Er kan vertrouwen zijn en er zijn diverse prikkels om te zorgen dat het verkeer tussen consument en producent niet uit de hand loopt. De consument heeft macht als het gaat om zijn eigen aankopen. Informatie over prijzen kan hij vergelijken en de Consumentenbond kan informatie geven over prijs/kwaliteitverhouding en zo de consumenten sterker maken bij hun keuze. Het heet dan: de Checks en Balances zijn goed geregeld!

Juist omdat de checks and balances goed geregeld zijn, kan de Nederlandse Bank zo op afstand blijven. 

Systeemverantwoordelijkheid bij zorg
Vergelijk dat nu met de systeemverantwoordelijkheid voor de decentralisaties. De minister heeft verordonneerd dat de gemeente uitvoering geven aan de zorgen rond werk en inkomen, maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp. Voor gemeenten is vastgelegd dat ze een bepaalde verantwoordelijkheid hebben, de hoeveelheid geld is landelijk bepaald en de manier van uitvoering is aan de gemeente. De gemeente wordt gecontroleerd door de gemeenteraad. Van bovenaf gezien als bestuurder lijkt het netjes op orde. De hoeveelheid geld loopt niet uit de hand, de uitvoering wordt gecontroleerd. Het is duidelijk waar je het kabinet en waar je de gemeente op moet aanspreken. Als blijkt dat in het hele land de zorg knelt, wordt dat landelijk duidelijk en kan de minister besluiten dat er meer geld bij moet. Dat kan de Kamer dan in de begroting regelen.

Vanuit de burger bezien ziet dat er wel heel anders uit. De burger kan niet kiezen welke zorg hij krijgt. Hij heeft geen recht op zorg, want de maatschappij betaalt ervoor. Hij is geen consument (naar mijn idee terecht, want de samenleving betaalt voor de zorg). Hij kan wel op gemeentelijk en landelijk niveau anders stemmen en is dus niet hulpeloos.

Vertrouwensgat
Maar het vertrouwen in het systeem ziet er minder goed uit. Want de checks and balances zijn zwak. De gemeente kijkt wat de burger zelf kan doen en wat daar aanvullend bovenop komt. Die beslissing is maatwerk. Terwijl de centrale bank er op kan rekenen dat tussen verkoper en koper voldoende tegenstrevende krachten zijn, kan de minister dat hier niet. De gemeenteraad dan? Nee, die heeft hoogstens het kader vastgelegd. Het gaat hier ook niet om een terrein waarvoor de burger zich tot een andere verzekeraar kan wenden.

Zou dit systeem werken in Zuid-Italië of Griekenland? Ik vrees van niet. Het systeem is erg afhankelijk van het geloof in betrouwbare ambtenaren. Maar het is nog minder goed controleerbaar dan de aanbestedingen voor vuilnisophaal in maffiagebied.
  • Je kunt de zorg die jij krijgt niet vergelijken met de zorg die anderen krijgen. Het is immers maatwerk.
  • Het wordt besproken aan de keukentafel en alleen de ambtenaar die het gesprek voert weet hoe de gesprekken aan andere keukentafels gaan.
  • De rechtszaken die nu gevoerd zijn, gingen uiteindelijk meer over de vraag of het politiek vastgestelde kader wel deugde. Dat is belangrijk – en een geruststelling – maar niet afdoende.

De Tweede Mening als aanvulling op good governance
Om het vertrouwen in het systeem van de decentralisaties te verzekeren is daarom nodig dat de burger een mogelijkheid krijgt om zijn individuele situatie te laten checken, door de samenleving in dit geval. Het getuigt van goed bestuur als je bereid bent je te laten controleren door de burgers. Ambtenaren kunnen dan uitstralen dat zij bereid zijn hun werk te laten controleren.

De afweging wat mensen zelf kunnen doen blijft niet bij de juridische kant van de rechter steken (je kunt altijd in beroep gaan), maar komt terug in de samenleving. De samenleving (een representatieve groep uit de samenleving) weegt af of de gemeente terecht eerst meer eigen verantwoordelijkheid vraagt of niet. Kan de gemeente de representatie van de samenleving niet overtuigen omdat de zorgvrager overtuigender argumenten heeft? Dan moet de gemeente de beslissing heroverwegen. Zo wordt het individu én de samenleving sterker en de beleidsmatige en bestuurlijke kant wat beter gecontroleerd. Enkele pioneergemeenten kijken op dit moment of zij een pilot willen financieren. 

Het is jammer dat het ontwikkelen van deze aanvulling op het systeem niet gefinancierd wordt door de rijksoverheid of door de VNG. Eigenlijk kan op dit moment de minister of staatssecretaris geen vertrouwen in het systeem geven. De systeemverantwoordelijkheid is niet goed geregeld omdat de checks en balances niet goed zijn geregeld.

Meer weten? Hier  

woensdag 8 maart 2017

Vertrouwen we politici, de politiek, de overheid?

Vertrouwen is een belangrijk thema dezer dagen. Wie heeft er nog vertrouwen in de politiek en de overheid? Ik dus, maar het is goed om even wat dieper op deze vraag in te gaan. Want je hebt verschillende vormen van vertrouwen. Je hoort het meest over beloften, zoals “geen cent naar de Grieken!”. Maar misschien gaat het wel meer over de vraag of je vertrouwen hebt dat Rutte er alles aan heeft gedaan om het beste resultaat te behalen. Vertrouwen in de inspanning dus. Veel moeilijker te "factchecken"

Ik denk dat twijfel en wantrouwen over politici van alle tijden is (en terecht). Daar hebben we nu juist een democratie voor: om mensen te kunnen wegstemmen zonder geweld en op tijd de bakens te kunnen verzetten. Ik denk dat het er meer om gaat of ons systeem van democratie zodanig is dat we door onze keuzen het beste resultaat behalen.

Vertrouwen in de overheid
Dan is er het vertrouwen in de overheid. Dat is al weer heel wat anders. In de Trustbarometer van Edelman kwam het schrikbarende beeld naar voren dat er meer vertrouwen is in bedrijven dan in de overheid. Vertrouwen is dus echt “wel een dingetje”. Waarbij opvallend is dat in dictatoriaal geregeerde landen de overheid meer vertrouwen wekt.

Bedrijven scoren beter, maar communiceren veel persoonlijker dan de overheid. Dat is ook niet vreemd. De overheid is er om met iedereen en de verschillende belangen rekening te houden. Sterker: we kunnen vertrouwen in bedrijven hebben omdat de overheid ons helpt ons recht te halen als het mis gaat.

De overheid werkt zonder aanziens des persoons.  Het is dan geen raar verschijnsel dat er meer vertrouwen is in “een persoon als ikzelf” dan in een overheidsfunctionaris.  

Als jij een uitbouw aan je huis wilt plaatsen kun je dat bij het bedrijf gewoon bestellen. Vraag je toestemming bij de overheid, dan komt jouw buurman ook in het vizier en is er niet meer een een op een-relatie. Het is wat lastiger te checken of de overheid dan betrouwbaar is. 

Ook de politiek is minder persoonlijk. Vroeger was er misschien ook niet veel vertrouwen in politici, maar wel in de “eigen vertegenwoordiger”. Door de verzuiling rekenden mensen er op dat de politicus van hun eigen partij de leefsituatie en waarden van de kiezers kende. Het was immers “een van ons”. Nu is dat niet meer zo, terwijl mensen meer vertrouwen hebben in "een persoon als ikzelf". 

Moet je nu vertrouwen winnen als overheid en politiek door persoonlijker te communiceren? Dat proberen de partijen via Facebook. Het ligt iets ingewikkelder.

4 regels om vertrouwen te winnen
Vertrouwen is te winnen door de resultaten te behalen die mensen verwacht hadden. Maar er is nog wel meer:
1. Participatie. Vertrouwen wordt niet alleen gewonnen door te zenden, maar door interactie. Maak duidelijk dat je ook luistert.
2. Duidelijkheid over de bewakers. De instituties die controleren moeten weer gevoeld worden als iets van de burgers zelf. Politici zijn niet meer "onze bewakers". 
3. Nabijheid. De overheid is steeds anoniemer. Echte stem en interactie helpt, lastig, omdat de schaal steeds groter is geworden. 
4. Voorspelbaarheid: De politiek belooft nog altijd te veel, dat straalt op de politiek, maar ook op de overheid af. Mensen willen weten wat ze mogen verwachten

Daar komt nog bij dat mensen wel vertrouwen hebben in een persoon als zijzelf, maar lang niet in alle andere mensen. Ondertussen dwingt de overheid wel solidariteit af, door een verzorgingsstaat waarin mensen die hulp nodig hebben ook hulp krijgen. Zo is er bijvoorbeeld in de zorg en bij uitkeringen meer dan vroeger de vraag of er niet geprofiteerd wordt. De solidariteit is immers ook anoniem. We zijn als Nederlanders erg geneigd om mensen te helpen en staan klaar bij collectes, maar horen verhalen over misbruik van uitkeringen. Anonimiteit is lastig voor vertrouwen. 

Leidt het systeem tot goede resultaten? 
Naast deze 4 punten is de vraag of het systeem van onze democratie leidt tot betere resultaten. Vertrouwen in een systeem van checks and balances is wat anders dan in een instituut of een politicus. Bij dat vertrouwen in een systeem gaat het om resultaten die je niet in 140 tekens op twitter smijt. Het gaat over de wat langere termijn. Uit onderzoek blijkt bijvoorbeeld dat de politiek de voorkeuren volgt van de gemiddelde burgers, met een vertraging, maar uiteindelijk wel. Je ziet partijen opschuiven. Dan kan je zeggen dat de partijen draaien, maar je kan ook concluderen dat de interactie tussen al die partijen en de kiezers er voor zorgt dat de samenleving steeds aan bod is en dat de resultaten en prioriteiten verschuiven. Je kunt zeggen dat er rotte appels in het politieke bestuur voorkomen, maar ook dat die er uit gegooid worden.


Misschien moeten we meer zichtbaar krijgen of dat vertrouwen in het systeem gerechtvaardigd is.