Je zal maar ambtenaar zijn. Je wordt
geacht zonder aanzien des persoons te handelen, terwijl tegelijk elke
burger inleving en dienstverlening verwacht die bij hem past. Je moet
dus besluiten zonder aanzien des persoons en je gedragen juist
passend bij de persoon. Als ambtenaar 2.0 moet je je beleid delen met
burgers dat brengt risico, maar levert wel veel op. Tegelijk is de
politiek verantwoordelijk: politici willen juist geen risico. Omdat
politici bij verkiezingen worden gestraft voor fouten (en niet beloond voor
goede resultaten) willen zij geen risico en zijn resultaten
minder van belang. Maar het is nog lastiger.....
We hebben allemaal naast mooie
eigenschappen ook minder mooie eigenschappen die er voor zorgen dat
we in een groep goed kunnen functioneren. We zijn kuddedieren die
ingebouwde mechanismen hebben die ons helpen een goede plek te vinden
in de groep.
Zo zijn we geneigd om niet van mening
te veranderen, ook al ligt het bewijs van het tegendeel voor ons. Zo
wordt de groep en onszelf een blamage bespaard. Er is een experiment
waarbij Wiegel en Den Uyl beide een tekst voorlazen. Aan studenten
werd gevraagd of ze het eens waren met de tekst. De studenten die
aanhangers van Den Uyl waren, zeiden ook het eens te zijn met de door
Den Uyl uitgesproken tekst te zijn. De studenten die aanhangers van
Wiegel waren, zeiden het ook eens te zijn met de door Wiegel
uitgesproken tekst. We kunnen eigenlijk moeilijk onbevooroordeeld
luisteren. Dat wordt ook niet zo vaak van ons gevraagd, tenzij we als
ambtenaar moeten oordelen over suggesties van burgers op een door het
apparaat gemaakt plan. Dan werk je ook nog voor politici die zich nog
meer dan anderen in bochten wringen om te doen alsof ze niet van mening veranderd
zijn!
We vinden onszelf gemiddeld wat
beter dan onze buurman en dat blijkt ook uit onderzoek: hoe aselect de steekproef ook is, altijd komt er uit dat de geïnterviewde het wat beter doet dan de buurman. We zijn ook geneigd naar ons toe te rekenen.
Alle ouders die net een kind hebben gekregen menen dat ze blijer zijn
met hun kind dan andere ouders. We denken dus ook beter te hebben
nagedacht over onze variatie op een inrichtingsplan dan de
ambtenaren. We weten immers meer over onze buurt (meestal is dat ook
nog zo, maar in elk geval denken we het). Probeer daar als ambtenaar
maar mee om te gaan. Als je controles doet bij mensen die zich
beter voelen dan anderen ("dat bij de buurman hebben ze niet gecontroleerd!"), of reacties van burgers naast elkaar legt
die elk voor zich vinden dat ze er beter over na hebben gedacht.
Een volgende eigenschap is dat we een
voorkeur hebben voor mensen die op ons lijken. Ook dat is lastig voor
ambtenaren. Ook al wordt getracht een divers ambtenarencorps te
krijgen met vrouwen en mannen met diverse etnische achtergronden;
ambtenaren hebben al gemeen dat ze interesse hebben voor de publieke
zaak. Ze zijn ook goed opgeleid. Vandaar dat laagopgeleiden zich vaak
niet herkennen in dit corps en dat ambtenaren moeite hebben om geen
voorkeur te hebben voor de 'eigen' groep.
Een laatste menselijke eigenschap
noemde ik al eerder: we doen liever niets dan iets. Narigheid die
voortkomt uit dingen die we niet doen vinden we minder erg
dan narigheid die voortkomt uit dingen die we doen. Dit wreekt zich
bij ambtenaren vooral waar mensen niet een gewone zaak hebben, maar
verschillende problemen tegelijk ervaren. Wetten en regels lijken
beweging dan in de weg te zitten. In de meeste gevallen brengt een
ruime interpretatie van de wet een risico met zich mee. Niets doen
geeft een probleem, wel iets doen een risico: de ambtenaar zal een
sterke menselijke neiging hebben om niets te doen. Dat kan heel wreed uitpakken. Dat nemen we weinig mensen kwalijk, maar ambtenaren wel. (Bankiers ook, zij hebben zo de crisis veroorzaakt)
Je zal maar ambtenaar zijn. Gelukkig
ben ik maar gewoon adviseur.
Gebruikt: Marloes Zevenhuizen: "Ben ik dat?" in Psychologie Magazine mei 2012
Geen opmerkingen:
Een reactie posten