De Nederlandse Bank houdt toezicht
op de banken en verzekeraars en moet op tijd signaleren dat ze niet
zomaar failliet gaan of op een andere manier omvallen. Een van de
middelen om te kijken of bankiers en verzekeraars bestand zijn tegen
bijzondere tegenwind is de stresstest. Maar is er niet een andere
stresstest nodig? Op winstverleiding? En moet dan in de Raad van bestuur van de instelling een verantwoordelijke voor maatschappelijk acceptabel functioneren zitten?
In de stresstest test de toezichthouder
hoe een dienstverlener kan omgaan met een zwaardere belasting dan
gebruikelijk, vaak tot het punt dat het systeem het begeeft. Het doel
hiervan is te onderzoeken wat er gebeurt en waar de grens ligt. In de
wereld van banken en verzekeraars is dat het bekijken wat er zou
gebeuren als de rente plotseling daalt of stijgt of als een
belangrijke afnemer failliet gaat.
Het is sinds de crisis gebruikelijk
geworden om dergelijke stresstesten af te nemen. Daarbij wordt altijd
een extreme variabele gebruikt waar de toezichthouder (en de
verzekeraar zelf) kan rekenen. Inmiddels hebben de financiele
instellingen hun vermogenspositie versterkt, in oktober zal er wel
weer een test komen. De vraag is of er niet op dit moment een andere
stresstest nodig is.
Kunnen we weer vertrouwen op financiële
instellingen?
Veel gebeurd, maar is dat ge"zekerd"?
We hebben gezien dat er een grote
crisis was met omvallende hypotheekbanken en zakenbanken. Daardoor
was het vertrouwen in financiële instellingen geschaad. De commissie
Maas adviseerde over de toekomst en concludeerde dat banken "het
primaat weer moeten gaan leggen bij het belang van de klant".
Daar is ook aan gewerkt, ik ken dan de verzekeraars iets beter en die
zijn inderdaad aan de slag gegaan om de dienstverlening te
verbeteren. De Autoriteit Financiële Markten (AFM) heeft de verzekeraars verplicht om bij nieuwe
producten en bij oude verzekeringsproducten te testen of de producten
deugen (de product approval procedure en de product approval review
procedure). Ze werken nu ook aan:
1. Zichtbaar maken van
verbeterde productkwaliteit en dienstverlening.
2. Verbeteren
klantcommunicatie.
3. Zichtbaar maken
maatschappelijke betrokkenheid.
Er is veel gebeurd, de vraag is of dat alles ook goed gezekerd is tegen stress. Eigenlijk zou je moeten testen niet of
de verbeterde productkwaliteit zichtbaar is, maar of de financiële
instellingen nu wel bestand zijn tegen een zwaardere belasting. Een
stresstest dus. Maar wat is die zwaardere belasting? Dat is niet
alleen een lage of hoge rente, toch? Terug naar de commissie Maas. De
financiële instellingen waren niet bestand tegen de verleiding van
hoge winsten door niet meer de klant, maar de verdiensten centraal te
stellen.
Zware belasting testen, welke zware belasting?
De aandelenlease-affaire, waar nu nog
steeds ergernis over is, was een duidelijk voorbeeld van zwaardere
belasting. Er was namelijk een nieuwkomer die de nette opstelling van
banken en verzekeraars aan zijn laars lapte en niet in het belang van
de klant werkte. Bij de banken was dat bijvoorbeeld de DSB bank. Bij
de verzekeraars kwamen de spaarverzekerproducten van nieuwkomer Legio
Lease en Engelse nieuwkomers als Falcon Leven al in de jaren 90 op.
Ik schat zo rond 1995. De stress was dat de nieuwkomers veel geld verdienden, veel meer dan de traditionelen. En dan gaan aandeelhouders ook nog zeuren dat er markt verloren ging aan de nieuwkomers. De klanten, die het product niet doorzagen, waren ook nog heel tevreden over die vriendelijke verkopers.
In 1999, 2000 en 2001 constateerde de AFM dat de reclame-uitingen van
diverse aanbieders niet voldeden aan de regels. De rendementen werden
te hoog voorgesteld, de informatie over de kosten was beneden de
maat. Toen de markt van aandelen in elkaar zakte, werd duidelijk wat
er gebeurd was. Mensen die dachten te sparen bleken te beleggen met
geleend geld. Dat leverde nu eenmaal lekker veel geld op!
Nu is de dienstverlening dus beter.
Maar wat ik zou willen weten is niet of de huidige dienstverlening op
peil is, die was in 1990 ook redelijk, in elk geval in het belang van
de klant.
Wat gebeurt er als een nieuwkomer de regels aan zijn
laars lapt? Na 1990 gingen de banken en verzekeraars de concurrentie
aan met nieuwe aanbieders die de belangen van de klant niet centraal
stelden. De traditionele financiële instellingen waren dus niet
zozeer getroffen door lage rente, maar door concurrenten die zich
niet aan de ongeschreven regels hielden. Ze waren niet bestand tegen
de verleiding van hoge winsten. Dat zou de toezichthouder moeten
testen. Niet de rente, maar de verleiding van hoge winsten als zware
belasting van het waardensysteem. Zijn de financiële instellingen
daar nu tegen bestand?? Bij de Rabo waren ze blijkens de LIBOR affaire ook niet bestand tegen de verleiding van hoge winsten. Daar was het niet de concurrentie, maar juist een gezamenlijke afspraak die grote winsten bracht.
Toets de maatschappelijke borging
Dan moet er niet gekeken worden naar de accountant, maar naar de druk van de winsten om het klantbelang niet meer centraal te stellen. Is in de hoogste regionen verankerd dat er iemand is die de macht heeft om te constateren dat de grenzen overschreden worden? Noem het niet een Chief Financial Officer, maar een Chief Society Officer. En geef die de macht om te toetsen op de verleiding voor grote winsten.
Anders ben ik nog niet overtuigd.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten