De blog toegepaste socialewetenschap
verwees laatst naar de socioloog Jacques van Doorn (1925-2008), die
in 1955, in een tijd van optimistisch modernisme, betoogde dat "de
wijkgedachte" achterhaald was. De socioloog betoogde dat “de
wijkgedachte” een morele ondertoon had. De wijkgedachte was niet
gebaseerd op sociologisch onderzoek, maar op een "afgrijzen van het
chaotische, mechanische en materialistische van de grote stad". De
blog van Henk de Vos (lees dat interessante blog!) geeft aan dat het afscheid van de wijkgedachte een misvatting
was.
Van Doorn probeerde de "romantische visie" uit te bannen dat de buurt nog een sociale functie zou kunnen hebben, stelt de blogger. Henk de Vos schrijft nu dat we, met een discussie in de Tweede Kamer over
buurtrechten weer terug zijn bij de wijkgedachte. Er hoefde geen afstand genomen te worden van de sociale functie van de buurt, want “hoe anders is
de feitelijke ontwikkeling geweest. Een ontwikkeling van alleen maar
groeiende aandacht voor het sociale belang van de buurt. En voor het
belang van sociale contacten voor welzijn en gezondheid”
De wijk niet voor iedereen het (zelfde) integratiepunt
Toch doet hij daarmee Jacques van Doorn
onrecht. Zo geeft Van Doorn bijvoorbeeld aan: “sterker dan men
denkt, verschilt de positie van man en vrouw in de gemiddelde
stedelijke woonbuurt”, hij geeft dan aan dat de wijk niet het
integratiepunt van de man is, maar meer van de vrouw. Hoewel
sindsdien de positie van de vrouw flink is veranderd, zien we nog
steeds dat er verschillen zijn in integratiepunten. Niet alleen
verschillen tussen mannen en vrouwen, maar ook tussen verschillende
leeftijdscategorieën, status en zoals Van Doorn het noemt herkomstgroepen. Dat punt kan nog steeds gemaakt
worden en is voor alle beleidsmakers, zeker ook die zich richten op
de wijk een belangrijk aandachtspunt. Verschillende groepen wonen verspreid door de stad en vaak langs elkaar heen.
Tribalisering: niet een melting pot, maar een salade van groepen die niet mengen
Zo stelt toekomstkijker Adjiedj Bakas
dat er een trend is “Van natiestaat tot nieuwe tribalisering”.
Hij ziet verschillende 'stammen' die elk op een eigen manier willen
wonen. Je zou met Van Doorn kunnen zeggen: er zijn verschillende
groepen van mensen met elk hun eigen integratiepunt. Zo wonen
senioren graag bij elkaar zonder teveel lawaai en stress van jachtige
jongeren. Jonge gezinnen wonen ook graag bij elkaar in
kindvriendelijke buurten. Singles en homo's wonen graag in centra van
grote steden. Bakas stelt dan ook dat de multiculturele samenleving
geen smeltkroes is geworden, maar dat Nederland een saladeland is: de
diverse groepen worden niet gemengd, maar leven naast en door elkaar
zonder met elkaar te versmelten.
Verschillende groepen in verschillende wijken
Dit verschil vraagt ook aandacht bij de
communicatie door de gemeente. Wat voor mensen wonen er in de wijk,
wat spreekt hen aan, hoe kunnen ze het best benaderd worden. In egale
wijken zal dat ook redelijk lukken, maar soms leven binnen een wijk
verschillende groepen naast elkaar. Het wijkbudget of het buurtrecht
is dan niet iets dat logisch aansluit bij de opbouw van de wijk, maar
probeert verschillende groepen bij elkaar te brengen om uiteindelijk
samen te beslissen. En dat is een hell of a job! Ik merk in mijn
eigen wijk dat het heel lastig is om een vorm te vinden die én de
eerste generatie Nederlanders én de tweede generatie Nederlanders én
de jonge 'autochtone' gezinnen en de ouderen aan te spreken. De vorm
van besluiten, de beste vergaderplek, de manier van agenderen: alles
is anders. Maar ook de interesse is verschillend! De een heeft een
oriëntatie op de wijk, de ander op het werk of de geloofsgemeenschap.
Dat is een mooie uitdaging en als het lukt verschillende groepen bij
elkaar te brengen heeft dat een enorm goede uitwerking op de wijk.
Simpel gezegd: iedereen wordt er gelukkiger van om mee te kunnen
bouwen aan de eigen lokale omgeving.
Buurtrechten hebben ook een doel
De buurtrechten kunnen een mooie stap
vooruit zijn om mensen meer greep te geven op hun eigen buurt. Maar
het is ook een instrument waar we allemaal nog mee moeten leren
omgaan. Het is ook niet voor iedereen een instrument dat vanzelfsprekend aansluit bij zijn eigen oriëntatie.
Het is dus een socialiserend instrument en probeert bij te dragen aan het debat met elkaar en aan de democratische gezindheid. Daar is niets mis mee, de RMO pleitte al jaren geleden voor het bevorderen van de democratische gezindheid. Maar wel goed om in gedachte te houden: niet elke groep heeft de wijk als oriëntatiepunt voor zijn leven. Soms is werk, de grote stad, de eigen religieuze groep of wat dan ook het belangrijkste oriëntatiepunt.
Meet de vooruitgang!
Het kan dus heel nuttig zijn om na verloop van tijd na te gaan of de doelen die we willen bereiken met de buurtrechten wel gehaald worden. Verbetert het inderdaad het leven in de wijk, worden de mensen er (zoals ik altijd stel) gelukkiger van? En blijkt het mogelijk door die verschillende oriëntaties heen te breken? Of is dat te hoog gegrepen?
Nuttig om toch even de les uit 1955 erbij te halen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten